29 maart 2012

Wales 1

Daar we vroeger zowat de rest van Engeland met de motor hebben verkend, doen we nu enkel de streken aan waar we nog niet geweest zijn : het zuidwesten en midwesten en Wales (wat je eigenlijk niet als Engeland mag beschouwen, anders krijg je boel met de Welshmen). Zodoende reden we via Herefordshire in Engeland Wales binnen en vonden opnieuw een plaats langs een binnenweg zo’n 12 km van Glasbury. Het was er weer bijzonder rustig en ’s anderendaags gingen we te voet naar Glasbury met het gedacht van inkopen te doen. Op de GPS hadden we gezien dat dit dorp het grootste was in de omgeving en we gingen er op zoek naar een winkel. We vroegen een voorbijganger waar we konden shoppen en kregen te horen dat het winkeltje van het plaatselijke benzinestation het enige was in de wijde omtrek. Hier kan je beter vooruitziend zijn, zei hij,”you’re in the wild here”.

De volgende dag reden we weer een stukje en vonden langs een binnenweg een mooie plaats in een dal naast een riviertje in de omgeving van Caersws. Dit is geen typfout, maar we zitten hier met het Welsh, op alle borden en wegwijzers staan de namen in het Engels en het Welsh, waarbij het duidelijk is dat het ene volstrekt niks gemeen heeft met het andere. Ondertussen hadden we ook ondervonden dat er veel minder verkeer op de wegen was dan in Engeland, op de kleine banen zo goed als geen.

Staanplaats nabij Caersws...
Toen we een tijdje op onze plaats stonden, passeerde er een boer met een kleine tractor, en met zijn vrouw ook. Hij reed letterlijk met open mond langs de camion, vertragend, dan stoppend, beetje terugrijdend…We stapten uit en gingen even met hem praten. Toen we vertelden dat dit een camper was en dat we al vijf maanden onderweg waren, zuchtte hij en zei : “weet je wat ik vannacht gedaan heb? Ik ben tot 4 uur deze morgen bezig geweest met schapen die aan het lammeren waren.” Ja.., alsof dat onze fout is, wij hebben al die schapen niet gekocht en we hebben ze dan nog niet bij de ram gestoken ook… Dit hebben we wel gedacht, maar naar goeie gewoonte hebben we heel begrijpend geknikt. Toen hij gedaan had met mekkeren en schaapachtig kijken (het moet toch op de één of andere manier besmettelijk zijn), vroegen we hem of het een probleem zou zijn indien we hier een nacht zouden blijven staan. Hij antwoordde dat dit land eigenlijk van niemand was en dat dit geen probleem zou zijn, en politie passeert er hier al helemaal niet, zei hij. Na een heel mooie wandeling gemaakt te hebben doorheen de bijzonder mooie, verlaten streek, gingen we weer naar de camion en zo’n half uurtje later stopte een politiewagen…Ik stapte uit en de jongedame, een flikkin, of flikkeres, of hoe noem je dat dan, stapte ook uit (nadat ze onze nummerplaat had opgeschreven…). Ze was echter bijzonder vriendelijk en zei dat ze op het bureau een telefoontje hadden gekregen van iemand met de melding dat er “een verdacht uitziend voertuig” naast het riviertje stond. Toen we uitlegden dat de camion een camper was en dat we een reis door Europa aan het maken waren, zei ze dat het geen probleem was, dat dit land waarschijnlijk van de Council was, de gemeente dus, en dat we er gerust mochten blijven staan. Ze zou de beller (of belster) wel even verwittigen. Daarop stapte ze weer in haar wagen om met volle moed andere onverlaten op te sporen.

De volgende dag zijn we verder noordwaarts getrokken. Daarbij hebben we het Snowdonia National Park gedwarsd en een stuk langs de westkust gereden, om dan opnieuw landinwaarts te rijden en het Park opnieuw oostwaarts te dwarsen. Allemaal goed en wel “National Park”, maar wij vonden het stuk tussen Staylittle en Machynlleth, net voor het National Park eigenlijk, stukken mooier. Vergeet Dartmoor en Exmoor in Engeland, hier heb je alles. Omdat we niet in “het wilde”mogen overnachten in een National Park, zochten we net buiten het Park, voorbij de stad Bala langs de (echt wel heel nauwe, steile) binnenwegen een plek. We vonden er één waar we bovendien nog langs alle kanten een prachtig zicht hadden. Onze GPS vertelde ons dat we in Cefn Ddwysarn waren, maar even verderop lag het dorpje Llanderfel, dus laat het ons daar maar op houden. De dubbele “LL” in het Welsh wordt trouwens totaal anders dan “L” uitgesproken, om maar niet te spreken over de rest. Het Welsh wordt, in tegenstelling tot het Gaelic in Ierland, volop gesproken. Iedere Welshman kan evenwel Engels, dus dat valt wel mee voor buitenlanders. We stonden een uurtje op onze plek toen we plots een quad hoorden. We wisten ondertussen dat vele boeren, zeker in bergachtige streken, met de quad naar hun schapen gingen kijken, dus we hadden een goeie kans dat de bestuurder een boer zou zijn, waaraan we konden vragen of we er zouden mogen blijven staan. Dit was inderdaad het geval, en ik stapte uit om hem te doen stoppen. We begonnen te praten en ik schat dat we na zo’n 20 seconden al begonnen te zeveren tegen elkaar…En wat we met deze kerel verder allemaal meegemaakt hebben, ja, dat is een verhaal op zich, en is dus voor de volgende keer…

Enkele landschappen:



Tegenliggers hebben pech...:) :)

Het weer in Wales: heeeel veranderlijk...

22 maart 2012

Zuid-west Engeland

Op 23 februari waren we dus gearriveerd op de ferry-terminal in Santander en gingen naar het hoofdgebouw inlichtingen nemen over een eventuele overzet. We konden die dag nog mee en de prijs was beter dan verwacht, dus dat werd een snelle beslissing. Naar Bretagne rijden en dan nog een ferry nemen naar Engeland zou duurder uitgevallen zijn. De overzet van Santander naar Portsmouth neemt een kleine 24 u in beslag en standaard krijg je een slaapstoel toegewezen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om bij te betalen voor een slaapkabine. Hoe meer je betaalt, hoe luxueuzer natuurlijk. Een standaard cabine is echter al goed genoeg, daar heb je al douche en WC, dus… Een slaapstoel is een klotegedoe van jewelste, daar doe je geen oog dicht door passerende passanten die dan nog eens voorbijkomen ook. We hadden dus onze tickets en de we kregen van de check-in een plaats toegewezen op de parking naast een Engelse camionnette die nog een jeep sleepte.
Na het uitstappen begonnen we te babbelen met de Engelsen, een koppel met drie kinderen. Het klikte onmiddellijk en het werd een fijne namiddag, waarbij we een hoop tips kregen over wat we konden bezoeken en waar we beter wegbleven. Barry, want zo was zijn naam, vertelde ons dat we beter wegbleven van Zuid-Wales en in het bijzonder van Merthyr Tydfil, dat de hoogste werkloosheid heeft van het UK en waar er veel stoute dingen gebeuren. Barry gaf ons nog zijn kaartje en zei ons dat hij plaats genoeg had thuis voor de camion en dat we zeker moesten langsgaan indien we konden. Ze wonen echter in Lancashire, wat niet direct één van onze doelen is, maar je weet maar nooit. De ferry kwam op tijd aan en na het ontschepen van onze voorgangers begon het inschepen en we kregen een plaats tussen een aantal grote broers.
veel verloren plaats is er niet.....
Het schip vertrok om 17.30u en bij het wegvaren konden we nog voor de laatste keer de besneeuwde toppen van de Picos de Europa bewonderen. Op zo’n ferry is het wel geestig, je hebt restaurants, bars, winkels en je bent op je gemak, je moet niet meer rijden, er mag dus al eens iets genuttigd worden. Door het schommelen van het schip , de kapitein had waarschijnlijk ook iets genuttigd, werd Lieve na twee happen van haar avondmaal een beetje bleek rond de neus en was het avondmaal voor haar vlug voorbij. Voor mij niet, want zodoende zag ik mij genoodzaakt om het hare ook tot mij te nemen, een mens kan toch afzien…De volgende dag was de zee kalm en het schip kwam dan ook op tijd( plaatselijke tijd dan want we moesten ons uurwerk weer aanpassen aan de Engelse tijd) om 16.30u aan in Portsmouth. Het duurde echter tot 17.15u eer het onze beurt was om te ontschepen, waarna we, zoals we al verwacht hadden, naar de Customs (douane) gestuurd werden voor controle. Het feit dat we als Belgen zijnde vanuit Spanje de boot namen naar Engeland in plaats van naar België terug te keren zal wel verdacht geleken hebben. De controleurs waren jonge gasten die zeer geïnteresseerd waren in de camion en er allerlei vragen over stelden en ook kwistig waren met complimentjes erover, maar ondertussen controleerden ze wel alles met hun pielelucht. We konden plots horen dat één van hen over zijn walkietalkie te horen kreeg: “you better check these guys”, waarna een camionnette achter ons aanschoof met een paar overjaarse hippies er in. Wij mochten aldus direct vertrekken en ze concentreerden zich op de volgende gelukkigen. Ondertussen was het halfdonker en we kregen niet veel tijd om te wennen aan het averechts rijden, we kwamen onmiddellijk terecht in de verkeersjungle (het was vrijdagavond…). We reden enkele tientallen kilometer en sloegen dan enkele smalle baantjes in van het National Park The South Downs. We besloten om een plaatsje te zoeken (ondertussen was het pikdonker) langs de binnenweg en vonden er één nabij Upham. Je mag er eigenlijk niet overnachten omdat het National Park is, maar daar hebben we onze saveer aan geveegd, ze moeten het maar zo vlug donker niet laten worden in Engeland. We hadden een heel stille nacht en we stonden vroeg op. Eerst dan zagen we hoe de omgeving er uit zag en het zag er heel groen (niet geelgroen)  uit, met inbegrip van fazanten en grijze eekhoorns. We vertrokken heel vroeg en reden westwaarts tot in de streek Dorset. Daar sloegen we op een bepaald moment een smal baantje in en gingen er langs de kant om eens op het gemak te kijken welke richting we zouden uitrijden. Plots kwam er een Audi langsgereden en de jonge bestuurder begon te praten. Even daarvoor was zijn lief aan de camion voorbijgereden en ze had hem gebeld met de melding dat er een omgebouwde Unimog langs de weg stond. Daarop had hij alles laten vallen en was als de bliksem tot bij ons gereden. Het jonge koppel was zelf van plan om op deze manier te reizen, maar had nog geen voertuig. Hij nodigde ons uit om hem te volgen tot zijn ouderlijke thuis waar ze wel plaats zouden hebben voor ons zei hij. We reden door een omgeving met chique landhuizen en Lieve zei lachend : het zou eens zo’n huis moeten zijn! Waarop de Audi inderdaad de dreve van zo’n huis insloeg…
Thuisbasis van de familie Emson
We mochten er op de oprit staan zolang we wilden. De jongeman, Rupert ,en zijn familieleden waren heel enthousiast over de camion en allemaal kwamen ze een kijkje nemen. Even later kwam Ruperts lief Lucy er ook aan (zou ze er eigenlijk wel mogen aankomen aangezien ze nog niet getrouwd zijn..?). Ze stelden honderduit vragen over de camion en onze manier van reizen. ’s Namiddags gingen Rupert en Lucy, broer Ben en vrouw Fiona en wijzelf nog een wandeling maken door het prachtige, groene, heuvelachtige landschap van Dorset.
Rupert,Lieve en Ben...
We gingen naar een heel oud, schilderachtig dorpje, Plush, waar de plaatselijke pub echter niet open was van waarom dat hij gesloten was. Toen we terug “thuis” waren, hebben we er samen nog enen gedronken en we werden uitgenodigd om samen met hen om 20.00u te dineren… Het werd een heel lekkere maaltijd : eerst aperitief, dan stukjes gebraden eend in een opgerolde pannenkoek, daarna lamskoteletjes met muntsaus, wortel, broccoli en puree en als afsluiter een rabarbercrème met merengue. Dit alles met de nodige hoeveelheid wijn natuurlijk, meer moet dat niet zijn… Des anderendaags, op 26 februari, hebben we nog wat gegevens uitgewisseld en aangezien iedereen (behalve vader James)die dag terug zou keren naar Londen, waar ze wonen en werken, zijn we er dan toch maar vertrokken. We waren er wel langer gebleven indien we bijvoorbeeld op een weide stonden, maar aangezien we op hun oprit stonden, dat wilden we James niet aandoen…We zetten koers naar het Dartmoor National Park, maar jammer dat het heel mooi weer was. Ja, je leest het goed, jammer. Het was namelijk zondag én mooi weer, dus de helft van Engeland was er. Dat op zich ware nog niet zo erg, ware het niet dat de wegen bijzonder smal zijn. Het werd dus voortdurend vertragen of stoppen om tegenliggers te laten passeren. Jeeps met paarderemorques waren nog de grootste ambetanterikken, inplaats dat ze thuisblijven!
Dartmoor
Op een bepaald moment stopten we op een parking bovenop een heuvel om van het uitzicht te genieten toen er een koppel kwam opgereden met een Jaguar E Convertible van 1969. Nu vind ik dit een van de mooiste wagens ooit, en algauw begonnen we te praten. Zij waren Ieren (en nog waarschijnlijk) en gaven ons verschillende tips voor het geval we in Ierland zouden belanden.
Blijven dromen Erwin,blijven dromen.....:)
 Daarna reden we verder tot in Cornwall waar we een plaats vonden nabij Pillaton. Het was er bijzonder rustig, en ’s anderendaags wandelden we naar het dorp om er enen te nuttigen in de pub “the weary friar”, de uitgeputte monnik dus. Uitgeput van achter kinderen te crossen voorzekers. Daar hebben we voor het eerst sinds vele maanden weer een Guinness kunnen nuttigen, wat naar meer smaakte.
Pillaton
 De dag daarop zijn we inkopen gaan doen in een nabijgelegen stadje, Callington, en toen we een kapsalon zagen, ging Lieve even navraag doen ivm het kleuren van haar haar. Nu blijkt dat ze in het UK niet zomaar je  haar beginnen te kleuren, je moet eerst een “skintest” ondergaan 48 u op voorhand om te zien of er geen allergische reacties zijn. Dit zijn ze verplicht van de verzekering, het werd dus niks met dat kleuren. Op 29 februari zijn we weer vertrokken en aan de zuidwestkust zijn we gestopt in het heel gezellige vissershaventje Polperro. Daar hebben we een deeltje gewandeld van het Cornwall Coast Path. Dit is een wandelpad langsheen de kusten van Cornwall, dit zou je niet denken als je de naam van het pad ziet, maar toch is het zo… Het Devon en Dorset Coast Path sluit daar dan nog eens op aan, dus daar kan je wandelen tot ze gelijk hangen, wat waarschijnlijk wel geestig moet zijn. Oei, nu zet ik mijn leestekens verkeerd, ik bedoelde eigenlijk : Wat waarschijnlijk wel geestig moet zijn, is met een rugzak de kusten, met de kliffen, afwandelen en telkens logeren in een pub in de vele vissersdorpjes . Buiten het seizoen, wel te verstaan, want deze paden zijn heel populair.
Polperro
Die avond vonden we na een tijd zoeken een rustige plaats in de buurt van Roche. De volgende morgen zijn we weer vertrokken en zijn we beland in Newton Tracy in Devon, waar we na een tijd zoeken een staanplaats vonden op een stuk gras voor de oprit naar een weide, een stuk dat we deftig naar de kl… gereden hebben. Het land is zodanig nat dat we er wel 20 cm inzakken. Nu is het wel zo dat de boeren er met hun traktoren ook inzakken, maar dan doen ze het hun eigen aan, en zijn het niet een paar vreemden… De volgende morgen zijn we er weer vertrokken en vonden een plaats op een heuvel in het dorpje Goodleigh, op 5 km van de stad Barnstaple. Even later passeerde de eigenares, boerin Linda, die zei dat we er gerust mochten staan, maar dat ze de maandag in de weide ernaast een windmolen kwamen plaatsen. ’s Namiddags gingen we naar de verderop gelegen stad Barnstaple. Dit is een behoorlijk grote stad , maar wel gezellig. We gingen er naar de bibliotheek alwaar internet 2,20 pond per half uur kostte, maar als lid van de bibliotheek mocht je een half uur per dag gratis. Toen we vroegen hoeveel het kostte om lid te worden, zei men ons dat dit gratis was… Zodoende zijn we nu lid van de bibliotheek in Barnstaple J, hoe zou je zelf zijn? De volgende dag zijn we opnieuw naar Barnstaple geweest om wat inkopen te doen en een paar pubs uit te proberen. Het straatbeeld gaf ons waar voor ons geld, op bepaalde momenten leken we wel in een freakshow te zitten. Opgetutte trezebezen met hun haar in zes kleuren, tattoo’s en piercings alom, het was de moeite. In de kleine dorpjes zie je hen nooit, maar eens in een grote stad, jawadde… Nu vraag ik me af : Als zij hun haar in zes kleuren willen, zouden ze dan zes “skintests” moeten ondergaan..?
Butcher`s row in Barnstaple
De volgende dag zijn we naar de enige pub geweest die het dorpje Goodleigh , waar we stonden, rijk was, om er te gaan eten. Wel voor de prijs moesten we het niet laten, we hebben heel lekker gegeten, in België zou je een stuk meer betalen. De volgende morgen, 5 maart, zijn we verder gereden tot we een plaats vonden nabij Broomfield in Somerset, waarbij we doorheen het Exmoor National Park gereden zijn. Nu was het echter maandag en was er geen verkeer en konden we wel op ons gemakske rondkijken. Ondertussen was ons wel duidelijk geworden dat het vinden van een staanplaats in Engeland niet altijd even vanzelfsprekend  was. Langs de drukke wegen kan je op meer dan genoeg plaatsen staan, maar dan zit je met dat drukke verkeer. Wij slaan de smalle binnenbanen in, maar het nadeel is dat alle landerijen afgebakend zijn met heggen en muurtjes.
Nauwe straatjes...
 Dan zoeken we een plaats naast de binnenweg die groot genoeg is, maar we moeten er wel aan toevoegen dat dit telkens de stilste plaatsen zijn die we al van de ganse reis gehad hebben. Kontakt met de boeren heb je hier niet, want dit zijn hereboeren . Ze werken met volk en die mensen kunnen ons geen plek geven, want zij hebben het niet voor het zeggen. De boeren zelf rijden ons zonder te zwaaien voorbij met hun dikke 4,2 liter Range Rovers 4x4 , waarschijnlijk in hun gat gepekt omdat wij een 8,5 liter 4x4 hebben, maar ze moeten het maar weten…
De volgende morgen zijn we een stuk noordwaarts gereden om via Herefordshire Wales binnen te rijden, dus de volgende keer : Wales.  Doei!!          
"Onzen boot" naar Engeland...

soms is er niet veel plaats over.....

17 maart 2012

Cantabrie

Door het besneeuwde landschap zijn we Cantabrië binnengebold en we kregen waar voor ons geld. Er was geen kat op de weg, maar andere dieren genoeg. Op een gegeven moment zag Lieve op zo’n 50m van ons een vos door de sneeuw rennen met iets in zijn muil. We stopten en zagen een aantal gieren eveneens met iets in hun bek wegfladderen. We lieten de camion achter en gingen een kijkje nemen en zagen op een iets dieper gelegen stuk nog een aantal gieren die er echter vandoor gingen zodra ze ons zagen, dus zo slecht kunnen we er nog niet uitzien. Ze waren op hun gemakske een hert aan het oppeuzelen, er waren al een behoorlijk aantal ontbrekende onderdelen. Nu ben ik wel geen dierenarts, maar volgens mij komt dat niet meer goed.
We vertrokken weer en na een flinke afdaling kwamen we een stuk lager te zijn. Eens onder de duizend meter lag er geen sneeuw meer en niet ver van Buron (nee, niet Biron, Eddy) vonden we een plaats aan een stuwmeer. Na één nacht zijn we verder gereden naar Riano, een zeer mooi gelegen stadje, dat duidelijk ook in de loop der jaren vele nieuwe vakantieflats heeft bijgekregen. Nu was het er heel kalm, en na een paar inkopen gedaan te hebben, zijn we er weer vertrokken. Onze bedoeling was om naar Potes te rijden, een stadje waar we vroeger met de motor nog geweest waren. Daarvoor moesten we over de San Glorio pas en het werd een bijzonder mooie ervaring. Er lag zo’n 60 cm sneeuw, maar weer werd de weg goed vrijgehouden door de sneeuwruimers. Het viel op dat het wegdek in zeer goede staat was, 20 jaar geleden was dit wel anders. Wat ook opviel was dat er totaal geen verkeer was. Na zo’n 30 km klimmen en dalen, zijn we één sneeuwruimer tegengekomen, anders niemand. We herinneren ons nog goed dat het een behoorlijk drukke weg was 20 jaar geleden, maar dat was in de zomervakantie.
San Glorio pas
Toen we in Potes aankwamen, viel onze mond open. Dit eens zo kalme stadje was vele malen groter geworden, met de bijhorende verkeersstroom natuurlijk. We vonden een staanplaats op zo’n 3 km ervan op de parking van het klooster van Santo Toribio de Liebana. Daar zijn we 2 nachten blijven staan en we stonden er zeer rustig, de monniken hebben geen enkele keer amok gemaakt, geen zuippartijen, geen vechtpartijen, geen orgies, niks. Wat een stel mietjes! In Potes was er tussen de restaurants keuze genoeg om niet van honger om te komen, maar we hebben ons beperkt tot het verorberen van tapas.
Aan het tapassen.....:) :)
De zaterdagavond kwam er een 4x4 camionnette tot bij de camion gereden en er stapte een kerel uit die foto’s begon te nemen. Daar moest ik natuurlijk niks van weten, en ik heb hem zijne kodak afgepakt en hem in zijn strot geramd. Daarop begonnen we al vechtend over de grond te rollen, waarbij de monniken buitenkwamen en luidop begonnen te supporteren, ik weet niet voor wie, want het was in het Spaans en daarbij hadden ze weeral een flink stuk in de kraag van hun pij… Neenee, dat is niet waar zulle, ge waart er weeral mee weg, hé. We zijn uitgestapt en beginnen praten, gelukkig, want de gast, die Cisco bleek te heten, was een beer van een kerel, ’t zou nog mijne beste keer niet geweest zijn…Hij was zeer geïnteresseerd in de camion en wist wel van wanten. Zo zijn we samen met zijn vrouw wel een uurtje aan het praten geweest in een mix van Spaans en Engels. We hebben dan gegevens uitgewisseld en ondertussen hebben we op onze mail al een foto toegestuurd gekregen, toffe mensen. Op 19 februari zijn we van deze plek vertrokken en na een rit doorheen kloven met aan weerszijden steile bergflanken ( wat wel meer voorkomt bij kloven…) kwamen we in een zeer groene streek met weiden met paarden. Zo’n 2 km voorbij het dorpje Cicera vonden we op aanraden van een boer een plaats op een min of meer verhard gedeelte.
We hadden nog de tijd om een wandeling te maken vooraleer het begon te regenen, dat groene landschap komt er niet vanzelf…Iedere weide was zeer goed verzorgd en overal liepen er paarden te grazen. Nu wil het lukken dat ikzelf een groot paardenliefhebber ben, vooral van de biefstukken en het gehakt, dus het was een geestige plek om te staan…Rond de middag van de tweede dag stopte er een Landrover bij de camion en de kerel die uitstapte, begon zowaar Vlaams te praten! Ik had niet op de nummerplaat gelet, veronderstellende dat het een Spanjaard was. Hij bleek een Bruggeling te zijn, die ook aan het rondtoeren was en we nodigden hem uit om te aperitieven. Het werd een gezellige bedoening, waarbij het voor ons geestig was om weer eens een vlot gesprek te kunnen voeren zonder naar woorden te zoeken. Hij werkte bij de kustwacht en had al veel rondgereisd, we konden elkaar dus tips geven, hij was van plan om naar Portugal te gaan, we reisden in tegengestelde richting dus. Op 21 februari zijn we vandaar  vertrokken met de bedoeling niet ver van Santander een plaats te zoeken. We wisten dat er een ferrydienst bestond tussen Santander en Engeland, vandaar. Zo stilletjesaan werd het tijd om aan het volgende land van bestemming te denken, en ofwel reden we terug de Pyreneeën over naar Italië bijvoorbeeld, ofwel reden we naar Bretagne en namen daar de ferry naar Engeland, ofwel namen we de ferry vanuit Santander naar Engeland. We hadden echter geen idee wat dit zou kosten en of we dienden te reserveren. Daar we vroeger nog in Santillana del Mar geweest waren, reden we die richting uit. We herkenden het eens zo gezellige stadje echter niet meer! Nu staat het vol appartementen en hotels, jammer. Aangezien het ook zo ongeveer tijd was om water te tanken, zijn we naar een staanplaats gereden voor campers in de buurt van Santander. Deze staanplaats bevond zich op het terrein van het natuurpark Parque de Naturaleza de Cabarceno. Toen we daar aankwamen, zagen we aan onze linkerzijde op een grote vlakte de waterbuffels en olifanten lopen, van een verrassing gesproken. We hadden op voorhand gelezen dat de staanplaats zich bevond bij een natuurpark, maar daarbij dachten we aan zoiets als de Gavers bijvoorbeeld, niet aan een dierenpark. We gingen even poolshoogte nemen aan de ingang van het park en het bleek enorm groot te zijn: tientallen kilometers wegen, de dieren leven er in halve vrijheid en het is dus de bedoeling dat je er met de wagen doorheen rijdt. De dame aan de ingang zei dat het geen probleem zou zijn toen we vroegen of een camion ook overal zou doorkunnen. Wij ’s anderendaags dus met de camion binnen en of dat we bekijks hadden! Iedereen met de auto en wij met de camion, te gek. We hadden even getwijfeld of we het met de fiets zouden doen, maar dat hebben we gelukkig niet gedaan, aangezien je dan bepaalde gedeeltes moet overslaan waar je echt tussen de dieren door rijdt. Voor wie ooit in de buurt is, dit is nu eens een dierenpark dat de moeite waard is, zie (www.parquedecabarceno.com). Nogal wat anders dan de dierentuin van Antwerpen, waar de dieren aan het twijfelen zijn of ze nog leven of niet.
’s Avonds kwamen we nog een ouder koppel Engelsen tegen die toevallig de volgende dag (donderdag) de ferry zouden nemen naar Engeland. Ze hadden hun overtocht reeds op voorhand geboekt en we besloten de volgende dag naar de ferry-terminal te rijden in Santander om eens ons licht op te steken. Was het betaalbaar en konden we de donderdag nog mee, dan zou onze volgende bestemming dus Engeland worden, we zouden wel zien. Diezelfde avond stonden we op de parking samen met een drietal Engelse campers. Op een bepaald moment kwam er een Spanjaard een wandeling maken met een hond, kweenie welk merk , maar ’t was ne kleine, en die hond ook trouwens… Naar “goede” Spaanse gewoonte liep de hond los en één van die Engelanders had ook zijn (grote) hond loslopen. Die grote begon plots achter die kleine te spurten en ze verdwenen samen in de verte met de twee eigenaars (tevergeefs natuurlijk) roepend achter hen aan. Na vijf minuten waren ze daar beiden met hun hond en luid roepend waren ze elkaar aan het uitmaken voor vorte vis, de één in het Spaans en de andere in het Engels, waarbij ze elkaar niet verstonden. Ja, kijk, van zoiets komen wij gewoon niet meer bij van het lachen. Volgens mij had de grote hond die kleine al tweemaal genomen tegen dat ze er waren, die kleine liep een beetje ongemakkelijk en had wijdopengesperde ogen, terwijl ik iets van een gelukzalige glimlach meende te zien op die grote zijn muil, hoe dit nu verder moet met eventuele alimentatie, geen idee…
Dit echter wederom geheel ter zijde, de volgende morgen stonden we vroeg op en gingen eerst inkopen doen in de Lidl in Santander en reden daarna naar de ferry-terminal. We reden gewoon naar het incheckloket en legden uit dat we nog geen tickets hadden, waarna we aan de kant mochten parkeren en naar het hoofdgebouw gaan. Of we de ferry genomen hebben naar Engeland , dat gaan we nu nog niet verklappen, maar kunnen jullie lezen in het volgende verhaal : “Op de ferry naar Engeland ! “. 
Ferry-terminal



Potes

San Vincente de la barquera

San Glorio pas

12 maart 2012

Asturie

Sinds het oosten van Galicië hadden we heel in de verte de besneeuwde bergtoppen kunnen zien van de Picos de Europa, een bergketen die voor een deel in Asturië en een deel in Cantabrië ligt. Het werd een blij weerzien, want zo’n 20 jaar geleden waren we er al eens geweest met de motor. Toen hadden we zowat alles afgereden dat er te rijden viel in de Picos, maar West-Asturië, de westelijke uitlopers van de Picos, daar waren we nog niet geweest. De naam Picos de Europa ( de pieken van Europa) komt trouwens van de zeevaarders uit vroegere tijden. Niet dat deze bergen de hoogste van Europa zijn, verrevan, de hoogste is Torre Cerredo met 2648 m, maar deze bergketen ligt maar op zo’n 30 km van de Atlantische kust en toen de zeevaarders het vasteland naderden, waren deze pieken het eerste wat ze zagen (en nog waarschijnlijk), vandaar. We moeten zeggen dat het ganse noorden en zeker Asturië bijzonder proper is. Er ligt geen vuil langs de wegen en de gebouwen zijn zeer verzorgd. Daardoor en door het zeer groene landschap heb je de indruk in een totaal ander land te zijn, in de rest van Spanje breek je de poten over de rotzooi die overal ligt. Soms draait je maag ervan om. Regelmatig kwamen we in Asturië op delen van de bedevaartsroute naar Santiago de Compostela.
C en R ,`t is langs hier.....:)
Oostwaarts rijdende tussen Grandas de Salime en Pola de Allande, waar het weer voortdurend klimmen en dalen was, een zeer dunbevolkte streek, zijn we een steil weggetje ingeslagen naar het dorpje La Figuerina. Boven aangekomen bleek het dorpje eigenlijk te bestaan uit een paar boerderijen, er stonden wel nog een paar huisjes, maar deze waren verlaten. We zagen een man lopen en vroegen hem of we daar mochten kamperen en of hij een staanplaats voor ons wist op een wei of zo. Hij was zeer vriendelijk en zei dat we er zeker mochten kamperen, maar was toch enigszins bezorgd omdat het er ’s nachts zeer koud kon zijn. Tevens wilde hij zeker weten of de camion een 4x4 was, opdat we niet zouden vastzitten. Hij zei dat hij ons een plaats zou geven aan de minst koude zijde van de berg en dat we hem mochten volgen. Hij nam zijn auto en reed ons voor. Zo’n 500 m verder opende hij een afsluiting en we hadden een hele weide ter onzer beschikking, een prima plek.
Staanplaats nabij La Figuerina
We waren zeer content, rondom hadden we een prachtig uitzicht op groene hellingen met besneeuwde toppen. Op de hellingen graasden koeien, ik weet niet welk merk koeien dit is, maar ze blijven dus dag en nacht buiten bij sneeuw en ijzige koude. De boeren komen wel elke dag ter plekke bijvoederen. We sliepen als een roos, ok,ok, misschien iets luider. Het enige wat we ’s nachts hoorden,  was het gerinkel van de koebellen. Het kan ook het klokkenspel van de stieren geweest zijn, het mijne was het in elk geval niet, want het was in de verte…, dus denk maar vlug iets anders…,jongens,jongens, ik zou beschaamd zijn…De volgende morgen werden we wakker en alles lag onder een laagje sneeuw. We maakten een mooie wandeling naar een hogerop gelegen dorp over besneeuwde wegen die wederom deel uitmaakten van de Santiago-route. Onderweg zagen we herten, een vos en in de sneeuw zagen we sporen van een heel grote kat, dus dat moet van een lynx geweest zijn. Toen we 20 jaar geleden in de Picos waren, hebben we er een in het wild gezien, maar ’t zal misschien wel den dezen niet geweest zijn.
De tweede morgen werden we wakker en was er veel mist, we waren niet in de wolken, allee, feitelijk dus wel…Daarna werden we getrakteerd op regen en sneeuw en daarna begon het ferm te waaien. Maar het was niet moeilijk om te weten hoe dat kwam : overal op de bergen staan windturbines en normaal gezien viel het wel mee, maar om de een of andere reden had men ze kweenie hoe rap doen draaien, ’t is dan normaal dat het zo waait, ’t was om ons te pesten zeker…
De volgende morgen zijn we vertrokken van deze prachtige plek, maar eerst hebben we de camion nog zijn vestje aangedaan. Ik had inderdaad al ondervonden dat de olietemperatuur van de motor bij de afdalingen behoorlijk terugliep in deze koude, dus hebben we de instroom van koude lucht beperkt door de (originele) afschermingen te bevestigen, want dit is een luchtgekoelde motor, de koeling wordt dus niet thermostatisch geregeld zoals van een watergekoelde.
Een jasje voor meneer.....
We reden wederom door een prachtige, heel propere streek, maar een beetje voor de grote stad Oviedo hebben we een deel autosnelweg genomen om deze grote agglomeratie te omzeilen. Aan snelwegen weeral geen gebrek, ze zijn er nog nieuwe aan het bijleggen, ten koste van het landschap natuurlijk. Dus, dicht tegen de kust moet ge niet zijn in noord-Spanje, daar is het een heel drukke bedoening, maar meer in het binnenland is het heel mooi. Voorbij Oviedo reden we dan weer door de bergen richting Riano. Eens boven de 1000m lag er weer sneeuw, enkele honderden meter hoger lag er zo’n 70 cm, maar de weg zelf werd prima vrijgehouden door de sneeuwruimers, het was enkel op te letten voor ijsplekken. De sneeuwruimers met hun 4x4 MAN’s en hun Unimogs waren trouwens de enigen die we tegenkwamen op de bergpassen. Wanneer we een foto wilden nemen, konden we gewoon midden op de weg stoppen. Zodoende konden we op ons gemakske rondkijken en kwamen we Cantabrië binnen, maar dat is voor de volgende keer, want anders zou onze titel “Asturië” niet meer kloppen…



Picos in de winter.

10 maart 2012

Galicie

We waren dus vertrokken vanuit Noord-Portugal en reden  Galicië in Spanje binnen. Onze gps was bij de pinken, want op het moment dat we Spanje binnenreden zette hij de tijd een uur later. Nu zou het dus een uur langer klaar zijn. Dit moet eigenlijk toch wel heel verwarrend zijn voor de vogels en de andere dieren die, natuurlijk zonder het te weten, de grens oversteken en dan ondervinden dat het plots een uur langer klaar is…
We reden over vlotte wegen richting Lugo, waarbij het landschap heuvelachtig was, met vele grote boerderijen, weilanden en koeien in plaats van schapen,een heel aangename,dunbevolkte, groene streek. Op de weg naar Lugo moesten we een andere grote stad passeren : Ourense. Net voor de stad was een grote industriezone waar we plots een Iveco-garage zagen.  Ter info : het merk van de camion (Magirus-Deutz) bestaat allang niet meer, maar werd indertijd overgenomen door Iveco. Nu was het zo dat we wel een stel nieuwe ruitenwissers konden gebruiken, dus reden we het terrein op. De chef van de werkplaats kwam bij ons en ik legde hem uit dat we nieuwe ruitenwissers wilden. Ik moest even binnen bij de wisselstukkenafdeling, waar ze het onderdelennummer opzochten en natuurlijk niet vonden, want er bestaan geen gegevens van dit model camion op computer, enkel nog op oude micro-fiches. Dat wist ik door in België onderdelen te halen, en dat weten zij nu ookJ.Maar de werkplaatschef zei dat de ruitenwissers van de Iveco Daily waarschijnlijk wel zouden passen. Tegen dat ik terug was, waren ze al met zijn tweeën op de camion gekropen en hadden ze de oude ruitenwissers al gedemonteerd. Er ging een mekanieker mee om de nieuwe te halen en samen monteerden we de nieuwe, terwijl het onze bedoeling was geweest om gewoon een paar nieuwe te halen, en ze dan later te monteren. Zeg nu nog eens dat de vreemdelingen niet willen werkenJJ. De garage was even groot en professioneel  geëquipeerd als bij ons, het ging hier niet om de eerste de beste krabbekoker die aan camions prutste.
Iveco, in Ourense...
Daarna reden we nog een stuk verder en een zevental kilometer voor de stad Chantada namen we een binnenweg tussen de akkers en weilanden om een rustige plek te zoeken. Aan een jongeman met een tractor vroegen we waar we konden staan en we mochten staan waar we plaats vonden, zei hij. Even verderop zijn we dan een stuk land opgereden en we stonden er prima met rondom  zicht op de heuvels. ’s Avonds koelde het ferm af en ’s nachts vroor het -7 graden, we waren duidelijk noordwaarts aan het trekken. Het zou wel geestig zijn om een buitentemperatuurmeter te hebben, maar dit is natuurlijk weer een gadget en niet strikt noodzakelijk…Als we willen weten hoe koud het is ’s nachts, leggen we de thermometer van de frigo door ons dakluik bovenop de camionJ. We zijn er vier nachten blijven staan en dagelijks passeerde er wel iemand van de boerderij, en dan zwaaiden ze eens vriendelijk. Waarschijnlijk om eens te kijken of we geen rotzooi achterlieten, maar ze hebben groot gelijk. Wij laten zelfs geen stukje papier rondslingeren, dit is wel het minste dat je kan doen uit respect voor de mensen op wiens grond je staat. En als ze al zien dat je respect hebt voor hun eigendom, dan zijn ze er gerust in. En dan pas smijten we onze brol rond, nee, dat is nie waar zulle.
Landschap rond Chantada
De eerste morgen dat we er stonden zagen we bij het opkomen van de zon drie reetjes op zo’n tien meter van ons. Nu hebben we het hier natuurlijk over de diertjes, de bambi’s  feitelijk. Het is vaneigens niet zo dat de boer, de boerin en de zoon hun … toonden aan ons…Alhoewel je in het geval van de boerin in plaats van een reetje al gerust van een reet zou kunnen…, nee,nee, we wijken weer af. De volgende dagen zouden we bij het wandelen nog verschillende wilde dieren zien zoals herten en vossen. Blijkbaar moet je in het noorden van Spanje zijn om nog groter wild te zien dan konijnen en patrijzen. Echt, doorheen de rest van Spanje en doorheen Portugal zie je nog weinig wild, alles wordt er gewoon afgeknald door de jagers. Geen idee of er eigenlijk iemand is die toezicht houdt  en bepaalt hoeveel er mag geschoten worden, nooit iemand tegengekomen in ieder geval. Het geeft je telkens wel een goed gevoel als je een wild dier ziet. Hieraan moet ik wel toevoegen dat het wild dat ik nog het liefste zie, datgene is wat op mijn bord ligt…Of niet, ‘k weet het eigenlijk niet, ‘k sta op dub…Enfin, om verder te gaan, we zijn enkele keren via verkeersvrije binnenbanen naar de stad Chantada geweest. We vonden er internet in de bibliotheek, maar zoals we al eerder vermeldden werkte de computer aldaar nog op stoom en de kolenschepper was ziek, of zoiets. In ieder geval vond Lieve op hun computer het programma niet dat ze nodig had om ons Word-document op de blog te zetten, ‘k weet het niet, ikzelf ken er niks van. Nog zoiets, we ondervonden al verscheidene keren dat de bibliotheek in sommige stadjes in het weekend gesloten is. Echt waar, als  de mensen de kans hebben om naar de bibliotheek te gaan, is het dicht. Hier in Chantada is het ook zo. Wat ook weer opviel : de mensen op de buiten waarmee we te maken kregen, waren bijzonder vriendelijke, hartelijke mensen en eens in stad toen we met de rugzak rondliepen, werden we weer aangegaapt,  net zoals voorheen het geval was geweest in de rest van Spanje, alsof we van een andere planeet kwamen. We gingen op een middag ( om 14u dan, want we zitten hier weer met de siësta-toestanden) ook eens eten in een hotel-restaurant en daar hadden we gezien dat ze WiFi hadden. Een paar dagen nadien zijn we er terug geweest met onze laptop mee en hebben daar  kunnen WiFieten dat het geen naam had.
Iedere morgen was het flink gevroren en overdag bleef het koud, maar zonnig, ideaal wandelweer. Nu zullen de zonnekloppers onder jullie ons voor gek verslijten, maar eigenlijk zijn we blij met die koude. Liever de koude dan de hitte, niks zo gezellig als na een dag wandelen in de koude, ’s avonds  lekker in de warmte te zitten, ‘k weet het, ja, ze zitten nog niet allemaal kort…
Op zondag 12 februari zijn we verder gereden richting de stad Lugo waar we gestopt zijn om water te tanken en waar we rond de stad gelopen hebben op de Romeinse stadswallen. Op zo’n 2 km muren van 11 meter hoog en een meter of vier breed kan je rond de oude stad wandelen en onderweg kom je voorbij een vijftigtal wachttorens. Die Romeinen hebben ook wat uitgestoken in hun jonge jaren, ze moeten ook niet meer terugkomen… Nadien zijn we verder gereden om na zo’n 100 km bergen en dalen en prachtige vergezichten en besneeuwde bergtoppen  Galicië te verlaten en Asturië binnen te rijden.
Dus, wat denk je? Volgende keer Asturië zekers?
In de verte Picos de Europa

Typische graanschuurtjes uit Galicie,zodanig gebouwd dat muizen en ratten op hun kin moeten kloppen...:)

De uitbouwen in glas zijn ook typisch voor Galicie,en worden Miradores genoemd.

De Romeinse muur in Lugo

3 maart 2012

Portugal-Beira,Tras-Os-Montes

In Abrantes waren we dus de Taag overgestoken en hadden aldus Alentejo verlaten. Zodoende kwamen we weer in een bergachtig gedeelte in plaats van de heuvels. Tevens had de landbouw plaats gemaakt voor de houtindustrie. In de streek Beira zijn we even voorbij het dorp Estreito voor de verandering eens een aardeweg ingeslagen zie J. Volledig verscholen tussen de dennen en struiken zijn we daar 4 nachten gebleven.
Staanplaats nabij Estreito
Voor het eerst moesten we nu oppassen voor een soort struiken, die we nog niet gezien hadden. Niet dat ze onverhoeds in onze nek sprongen of zo, maar ze hadden lange, scherpe stekkers. Des nachts was het er wel bijzonder stil. Als je in een streek bent met kurkeiken hoor je ’s nachts dikwijls de uilen roepen, maar hier waren er geen (behalve enen misschien). Het dorpje Estreito hadden we gauw gezien van waarom dat het niet erg groot was. In deze streek zijn de huizen in de dorpjes niet meer uitsluitend wit geschilderd zoals in de zuidelijker gedeeltes, er zijn er ook die in de plaatselijke natuursteen zijn gebouwd.
Kopertoestand in Estreito
Er was wel een restaurantje/café, waar we op een middag binnenstapten om iets te eten. We waren al dikwijls ergens binnengestapt met de idee om iets kleins te eten, maar dat was ons in Portugal nog niet gelukt. Deze keer was het weeral prijs : ze hadden zelfs geen menukaart, het enige dat er te eten viel, was de dagschotel. De vriendelijke uitbaatster kende Frans, niet Frans Bauer of zo, maar ze sprak Frans. We kregen een stevige eetsoep, de hoofdschotel was een mengeling van rijst, bacalhau (kabeljauw) en boerenkool met daarnaast nog een salade van sla en geraspte wortel, het dessert was een grote kop met een soort opgeklopte crème met koffiesmaak, dan nog 2 grote koffie’s en een karaf rode huiswijn. De rekening smaakte even lekker : 14 euro, niet per persoon, maar voor alles, en ’s avonds moesten we niet meer eten, te gek!

Op 3 februari zijn we vertrokken en we zijn verder noordwaarts door het gebergte gereden. Het werd een bijzonder mooie rit doorheen verscheidene Serra’s en het parque natural da Serra da Estrela,  op voortreffelijke wegen waar zo goed als geen verkeer op was. Ten noorden van Pinhel kregen we te maken met een wel heel bijzonder landschap. Het leek wel alsof een reus her en der enorme afgeronde keien had geworpen.
Landschap ten noorden van Pinhel
Ondertussen zaten we al in Noord-Portugal en het viel op dat er hier en daar vuiligheid gestort werd langs de wegen, Spaanse trekjes? Zo’n 3 km voorbij Figueira de Castelo Rodrigo vonden we een plaats op de top van een heuvel, daarvoor zijn we wel door een hoop struiken gecrost, maar tegen niemand zeggen, hé.  De volgende morgen gingen we te voet naar Castelo Rodrigo, waarbij we Figueira moesten passeren. Aan de rand van het stadje was een terrein met een “huis” waar zigeuners leefden. Wat daar voor vuiligheid rondslingerde, dat is echt niet te beschrijven, jakkes, wat een kl…volk is me dat. Castelo Rodrigo is een Middeleeuws stadje op een bergtop gelegen, dat bijzonder intact en mooi gerestaureerd is. Het wordt trouwens nog altijd bewoond. Op de terugtocht deden we nog wat inkopen in de ecomarché van Figueira, oa prima koteletten aan 2,99 euro per kilo.
Castelo Rodrigo
We waren al content dat we nog geen passage hadden gezien toen we de zaterdagnacht om 2 uur werden gewekt door geweerschoten vlakbij! Toen we het venster openden, zagen we een pickup dwars door de velden crossen waarbij ze schoten op de konijnen die naar de koplampen kwamen. Wat een stel cowboys! Na een paar minuten verdwenen ze weer, ze hebben nooit geweten dat wij daar stonden. Wij crossen wel eens door een hoop struiken (aan niemand zeggen, hé), maar zij crosten gewoon door een stuk veld dat bewerkt was, allemaal geen probleem voor die mannen. Trouwens wat dat crossen door die struiken betreft, dat is nog niks vergeleken met wat hier gedaan wordt. Overal worden stukken grond die van nature bedekt zijn met struiken in brand gestoken om er landbouwgrond van te maken.  Op zondag 5 februari zijn we terug vertrokken en hebben water getankt  in Vila Nova de Foz Coa en zijn daarna door het dal van de Douro gereden, wat echt wel de moeite waard is om te zien. Op de berghellingen zagen we de wijngaarden en de grote wijnhuizen (portwijn) .
Dal van de Douro
We hadden geen nieuwe kaart gekocht van Noord-Portugal omdat we er nog één hadden liggen, maar ze was wel een kleine twintig jaar oud. Wel , we waren er niet veel meer mee. Wat hier van nieuwe snelwegen en expresswegen is bijgekomen, niet te schatten. Zelfs onze gps kende ze niet, en die is geen twintig jaar oud, hoogstens twintig dagenL…Vele mooie gebieden worden nu doorkruist door deze nieuwe wegen, waardoor het landschap toch wel veel aan waarde verloren is. Op deze nieuwe wegen reed trouwens bijna niemand, we moeten er wel bijvertellen dat het zondag was, maar toch. Uiteindelijk  kwamen we terecht op tweevaksbanen, waarbij we door verscheidene stadjes kwamen die gewoon uit hun voegen waren gebarsten, weinig aantrekkelijk.  Enkele kilometer voor de stad Chavez hebben we een zijweg genomen om 2 km voor het dorp Mosteiro de Cima een plaats te vinden op een veld. Om ons heen waren vele boomgaarden met kastanjebomen. Deze boomgaarden waren zeer goed verzorgd, het moet zijn dat die kastanjes toch wel iets opbrengen.  De hele zondagnacht heeft het gestormd, waardoor we bij momenten door het wiegen van de camion  de indruk hadden op een boot te zitten in plaats van in een camion, maar het heeft wel iets als je lekker in de warmte zit en de storm rondom je buzze geeft. De volgende morgen dachten we : we zullen eens te voet naar het dorpje Mosteiro gaan. We hadden op de GPS al gezien dat de weg stopte in het piepkleine dorpje en dat er vanaf  daar enkel aardewegen naar de bergen liepen, maar we dachten: we gaan eens kijken, je weet maar nooit dat je er brood kan kopen. Wel, het werd een ervaring om niet te vergeten, heel confronterend. Het dorpje bestaat uit stokoude, ja , huizetjes moet je dat noemen zeker? Op elkaar gestapelde lagen leisteen met een dak in leisteen eigenlijk, waar nog altijd oude mensen in wonen. Ware het niet dat er een elektriciteitskabel naartoe liep, het kon zo een beeld zijn van 100 jaar geleden. Tussen de huizetjes kan waarschijnlijk nog net een auto passeren, maar dat is alles. De huisjes hadden onderaan een ruimte waar hout lag en waar kippen en konijnen gekweekt werden. We zagen verscheidene oudjes die onze groet wel beantwoordden, wel vriendelijk, maar niet begrijpend , zo van : wie waren wij en wat kwamen we daar doen? Begrijpelijk die reactie, er was daar gewoon niets, er woonden nog enkele mensen, en dat was alles. Aan de andere kant van het dorpje was een klein boerderijtje waar de boer net vertrok met zijn ezel die een karretje trok. De kar had een laadruimte van misschien de helft van onze remorque thuis… Doorheen Portugal hadden we al regelmatig  oude mannetjes gezien met een ezel, maar deze man was misschien 40 jaar oud!  Jongens, hoelang zoiets nog mogelijk zal blijven, dat weten we niet, de taksen zijn onlangs gestegen in Portugal, alles wordt duurder…Al bij al voelden we ons er niet goed bij, we voelden ons als indringers, als voyeurs. We hebben maar een paar foto’s genomen, maar enkel wanneer we zeker waren dat niemand het zag. Bij het terugkeren kwamen we voorbij een oude man die kennelijk bezorgd was en met handen en voeten de weg begon uit te leggen naar een dorp waar we eten en drinken konden kopen. Hij dacht duidelijk dat we verloren gelopen waren, want ja, wat kwamen we daar anders doen? Wij bedankten hem vriendelijk en zo was hij ook weer content. Wel,wel,wel, niet gedacht dat dit nog bestaat in West-Europa.
Dit zijn geen kiekekoten ,maar wel degelijk huisjes...
De overige dagen hebben we in de omgeving via de aardewegen nog meerdere wandelingen gemaakt en we zijn nog bergdorpjes tegengekomen waarvan de kern uit oude huisjes bestaat, maar waarvan er in de rand nieuwere woningen zijn gebouwd.
 Onze staanplaats bevond zich aan de rand van een veld waar in de late namiddag plots een schaapherder met zijn kudde kwam grazen, allee, de kudde dan toch. Hij zwaaide en riep iets, waarna ik tot bij hem ging. Voor zover mogelijk (dat Portugees, weetjewel…) hadden we een gesprek over oa de camion, het weer en wat ik me altijd heb afgevraagd,( but was afraid to ask): ik vroeg hem hoe hij in godsnaam zijn schapen kon tellen en wist of er geen enkel dier ontbrak bij het vertrekken. Hij zei dat hij altijd op zijn zij op de grond ging liggen en dan telde hij de poten en deelde dat door vier…”Maar”, voegde hij eraan toe, “heel in het begin dat ik schaapherder was, ben ik toch eens flink verschoten omdat ik na herhaald tellen telkens twee poten te kort kwam. Pas toen ik opstond zag ik dat mijn ram een schaap een beurt aan het geven w…, enfin zijn job aan het doen was.”
Zo zie je maar weer dat je ook van een ogenschijnlijk gemakkelijke job de knepen moet kennen...
Nadat hij zijn schapen ferm te grazen had genomen, verdween hij weer…

Op 8 februari zijn we vandaar verder noordwaarts gereden en na boodschappen gedaan te hebben in de Lidl in Chaves hebben we aldus Portugal verlaten en zijn Galicië in Noord-Spanje binnengereden, maar dat is voor de volgende keer.

cheeeeeeeeeeeese...:)