29 mei 2012

Schotland 3


Verder op weg naar het noorden van Schotland kwamen we in Altnaharra aan Loch Naver. Alhoewel we maar een dertigtal kilometer gereden hadden, besloten we om ons te parkeren aan het meer. Het weer kon niet beter, heel zonnig ,maar niet te warm. We gingen te voet zo’n 10 km terug langs het meer naar Altnaharra, een dorpje dat maar enkele huizen telt, maar wat veel belangrijker is: er is een pub. De pubs zijn heel wat schaarser in Schotland dan in Ierland, en daarbovenop zijn ze dan nog veel minder gezellig ook. Zo ook ditmaal, maar we hebben er wel heel lekker gegeten voor weinig geld. Vlakbij het meer liggende, is er aan vis geen gebrek en is het veel goedkoper eten dan vlees.
Altnaharra
’s Avonds in de camion konden we vaststellen dat we de zon nog niet gewend waren. De vorige keer dat mijn voorhuid zo erg verbrand was geweest, was toen ik een hele tijd op een Portugese bitch had gezeten. Aangezien ik een heel grote voorhuid heb, moet ik deze tijdig insmeren, anders wordt deze in geen tijd zo rood als een…oeioei, nu pas zie ik dat ik me lelijk aan het verspreken ben…Ik bedoelde natuurlijk dat mijn voorhoofd verbrand was geweest toen ik op een Portugese beach had gezeten…Sorry daarvoor, dat  verspreuken zal niet meer geberen...
staanplaats aan Loch Naver
Alhoewel we er een heel mooie staanplaats hadden, zijn we de volgende morgen 2 mei vertrokken, verder noordwaarts om ons langs een rivier te plaatsen op zo’n 5 km van Bettyhill. Wederom was het heel mooi weer en we gingen te voet naar het dorp. Veel stelt dit dorp niet voor, maar bij het passeren van het “centrum” zagen we een heel interessante camion staan. Het betrof een oplegger die aan beide zijkanten kon uitschuiven en dit was genoeg om onze nieuwsgierigheid te prikkelen. Toen we indertijd aan het bekijken waren welke opbouw we op de camion konden…euh…bouwen, hadden we even overwogen om een uitschuifgedeelte (in vaktermen: slide-out) te voorzien. Deze oplegger had echter aan beide zijden een uitschuifgedeelte, nog nooit gezien. We waren de constructie aan het bekijken toen een man, die wat onderhoud aan de trekker aan het doen was, ons aansprak. Hij vertelde dat dit een rondrijdende bioscoop was. Hij was trots om het voertuig te tonen en nodigde ons uit om binnenin een kijkje te nemen. Het bleek een echt bioscoopzaaltje te zijn waar er 80 personen konden zitten! De trekker had een grote elektrogeengroep die alles van stroom voorzag. De projector alleen kostte 80.000 pond, zo’n 100.000 euro…Deze man rijdt dus naar de meest afgelegen streken in Schotland,inclusief de eilanden, om de bioscoop tot bij de mensen te brengen. De mensen in dit dorp bijvoorbeeld, moeten anders naar Inverness, enkele uren rijden,  om een filmpje mee te pikken… De man vertelde dat hij 14 dagen op de baan is en dan 14 dagen thuis. Zijn collega neemt dan van hem over en zo is deze dure vrachtwagen altijd onderweg…Een droomjob, zei hij.
De rijdende bioscoop

Het is duidelijk dat de man plezier vindt in zijn job...
De volgende dag, 3 mei, reden we verder langs de noordkust tot in John o’ Groats, het meest noordoostelijke punt van het Schotse vasteland, maar dus ook van het UK. Dagelijks vertrekken er fietsers, wandelaars, enz.., hiervandaan naar Lands End, het meest zuidwestelijke punt van het UK. Zo kwam het dat we begonnen te praten met een gepensioneerde man die op het punt stond te vertrekken met de fiets naar Lands End. Hij zou er drie weken over doen, zei hij. Hij was zo vriendelijk om een foto van ons beiden te nemen en weg was hij dan. We zagen er ook een krasse oudere dame die eveneens op het punt stond te vertrekken met de fiets. In haar jonge jaren moet ze een echte “fox” geweest zijn. De perzikhuid had echter allang plaats gemaakt voor appelsienenvel…Dit echter weer geheel terzijde… Verder valt daar weinig te zien, behalve dat je daarvandaan de Orkney eilanden kan zien liggen. Nog noordelijker liggen dan de Shetlandeilanden en dat is het dan zo ongeveer wat Schotland betreft. We reden terug (zuidelijk natuurlijk) langs de oostkust en vonden een staanplaats langs een riviertje vlakbij Helmsdale. In het dorp gingen we naar een pub, die echter opnieuw allesbehalve gezellig was. De Schotten kunnen nog wat leren van de Ierlanders. De volgende dag reden we een heel stuk verder en vonden een plaats in de bergen langs Loch Ness.
Loch Ness
’s Anderendaags maakten we een wandeling naar het beroemde meer, dat er echter tamelijk veel als een ander meer uitziet, wie had dat gedacht? De bergen in de omgeving zijn daarentegen zeer mooi en er zijn heel wat wandeltrails. Daarom besloten we om wat langer in deze omgeving te blijven. De dag daarop, 6 mei, gingen we op weg om een stuk van de South Loch Ness trail te wandelen. Het werd echter zoeken naar de paaltjes die het traject aangeven (of verondersteld waren om het traject aan te geven…). Toen we twee wandelaars zagen, vroegen we wat uitleg. De twee mannen waren bezig aan het laatste stuk van deze trail (die verschillende dagen in beslag neemt) en prompt kregen we een plan van het traject kado, ze hadden er toch twee, zeiden ze. Zodoende konden we een luswandeling uitstippelen.
South Loch Ness trail
Bij de terugkeer stopten we nog in Dores in de plaatselijke pub en dat is nu eens een toffe “boite” zie, zowat de eerste die we in Schotland waren tegengekomen. De dag daarop gingen we er eten en konden er vaststellen dat deze pub zodanig populair is , dat ze klanten moeten weigeren. Wij waren echter aan de vroege kant en konden zonder reserveren onze lege magen vullen.
The Dores Inn
De dag daarop reden we verder door Glen More en Glen Albyn en passeerden opnieuw door Fort Augustus en Fort William. Beide steden hadden ook op onze route naar het noorden gelegen. Daarna reden we door de mooie Grampian Mountains en vonden een plaats aan een riviertje op zo’n 20 km van Pitlochry. Zoals op vele vorige plaatsen viel ook hier de aanwezigheid op van koekoeks (of koekoeken?.. Nee zeker?). Deze roepen echter “koekoek “met een Schots accent, eerder zoiets als “cuckoo, cuckoo”.

En als ge den dezen niet gelooft, dan zal ik U de volgende keer nen anderen wijsmaken…
The Grampian Mountains
Strand in Bettyhill

staanplaats Loch Naver

?????????????????????????????

Golspie Castle


14 mei 2012

Schotland 2


Op 25 april gingen we op weg naar the Isle of Skye, één van de Hebriden. De Hebriden zijn een verzameling eilanden voor de westkust  die dan nog onderverdeeld zijn in the outer Hebrides en, je raadt het nooit, the inner Hebrides. The Isle of Skye is één van the inner Hebrides en daar kan je naartoe over een brug, voor al de rest is een ferry nodig. Op Skye vonden we een zeer mooie  staanplaats aan een inham waar even verderop een zalmkwekerij was.
Zalmkwekerij
Vis is hier in Schotland betaalbaar, goedkoper dan in België, maar vlees is duurder. Voor steaks betaal je bij de beenhouwer algauw 24 pond per kilo, dat is bijna 29 euro! Ook op restaurant ben je goedkoper af met vis dan met steak. Al bij al moet je geluk hebben om een beenhouwer of bakker te vinden. In de meeste dorpjes en kleine stadjes vind je enkel een supermarktje, met voorverpakt vlees en brood. Het voorverpakte (gesneden) brood is echt niet te vreten, en zou eigenlijk beter als isolatieschuim dienen, het bederft toch niet met al die bewaarmiddelen erin…Dus, telkens we een beenhouwer of bakker vinden is ons broodje gebakken, dan slaan we voorraad in.

De volgende dag reden we verder en echt, van al de landen waar we al geweest zijn, spant Schotland de kroon qua natuurschoon en vrije ruimte, Schotland is buiten categorie eigenlijk. Ook om een staanplaats te vinden is het een fluitje van een cent, een pipe of a penny feitelijk dus…Het eiland Skye op zich, is qua natuurschoon al ongeëvenaard: er zijn besneeuwde bergen, kliffen, glens, watervallen, noem maar op. We reden naar Portree, een vissersstadje, wat als de hoofdstad van Skye beschouwd wordt, daar is trouwens de enige secundaire school van het eiland. Maar daar moet je je niet teveel van voorstellen, zo groot is dat nu ook weer niet. Er zijn twee kerkjes, en één ervan stond op dat moment  te koop J.
Portree
Vanuit Portree reden we langs de kust noordwaarts op het schiereiland Trotternish en kwamen voorbij een aantal natuurfenomenen die elk hun naam hebben. Een speciaalgevormde rots die the Storr heet, the Lealt watervallen en op een bepaald moment stopten we ook bij Kiltrock. Kiltrock is een klif met watervallen waar het water zich met veel geweld in een kloof in zee stort. Er stond een zeer hevige wind en het rondvliegende water werd door de kloof omhoog geblazen waarbij je op stevige douches getrakteerd werd. Er waren nog twee andere bezoekers, een jongeman en een oud vrouwtje. Op een bepaald moment werd het vrouwtje, het woog waarschijnlijk maar 40 kilo, gewoon omver geblazen en viel op haar doos in een grote plas. Lachen!! Zo zie je maar dat te mager zijn niet gezond is.

Toen we verder reden kwamen we in het dorp Staffin, waar we een smalle baan landinwaarts namen richting Uig. Via een heel steile klim en korte bochten, een van die spaargeldbochten moesten we in twee keer nemen, kwamen we in Cuith-Raing, een plaats waar je ongelooflijke vergezichten hebt over bergen, meren en de oceaan. Te voet kan je er nog een stukje hoger klimmen en dan heb je ongelooflijke vergezichten over bergen, meren en de oceaan. Ongeveer hetzelfde dus feitelijk…
Cuith-Raing
Zo’n halve kilometer daar vandaan vonden we een mooie plaats in de glens om de nacht door te brengen. De volgende morgen lag er een dunne laag sneeuw die echter smolt zodra de zon er was. In Uig, nog een vissersdorpje, reden we weer zuidwaarts naar een ander schiereiland van Skye : Waternish. Daar reden we naar het dorpje Stein. Het zeer mooie, aan het water gelegen dorpje telt eigenlijk maar een tiental huisjes, maar één ervan is een stuk groter en is de oudste pub van Skye. Daar gingen we iets drinken natuurlijk, maar aangezien het zo’n vijf minuten voor elf uur was, kregen we geen alcoholische dranken. Ze hebben maar een vergunning voor alcoholische dranken vanaf elf uur…zucht…In Stein staat ook een huis waar de zinger Donovan nog gewoond heeft. Als hij nog leeft, moet hij al een oude kraker zijn, in ieder geval zijn we blij dat hij de camion niet gezien heeft, of hij begon weer zijn liedje “Mellow Yellow” te kwelen…
Terug zuidwaarts rijdende werden we nog getrakteerd op prachtige landschappen en ook een plotse sneeuwbui. Het weer is hier echter zeer plaatselijk, zodanig dat we een aantal kilometer verder alweer onder een stralende zon reden. Het eiland Skye verlieten we weer langs dezelfde brug als we gekomen waren, veel keuze heb je trouwens niet. Terug op het vasteland reden we noordwaarts door Glen Carron . Tussen haakjes voor diegenen die de vorige keren niet goed opgelet hebben : een glen is een vallei… Dat het niet meer gebeurt zulle!.. Ergens tussen Beinn Dearg en Ben Wyvis (twee bergen) reden we een binnenweg op en vonden een fantastische plek in weer een ander glen. We hadden rondom zicht op de berghellingen en ’s avonds zagen we weer een kudde van zo’n twaalftal herten uit de bergen komen om te grazen in het dal. Ondertussen hebben we al door dat herten meebewegen met de zon, je kan ze zien grazen op de bergflanken waar de zon op schijnt. De volgende morgen zagen we op een tegenoverliggende bergflank een kudde van zo’n 35 dieren, ongelooflijk wat hier rondloopt. Maar natuurlijk is het zo dat hier heel weinig wegen zijn, deze dieren beschikken dus over enorme oppervlaktes met bergen en dalen die niet doorkruist worden door wegen, ietsje anders dan in België dus. In de voormiddag deden we nog wat onderhoud, er moet al eens iets gekuist en gesmeerd worden. We hebben het hier wel degelijk over de camion, hé…In de namiddag maakten we nog een wandeling naar een meer iets verder en dat bleek een stuwmeer te zijn.
Stuwmeer
Niettegenstaande dat het weekend was en heel mooi weer, was daar opnieuw niemand te zien, ook ietsje anders dan in België dus. De maandag, 30 april, zijn we daar vertrokken en stopten in Ullapool om wat inkopen te doen. Ullapool is een mooi gelegen vissersstadje met wat winkels, een supermarkt , hotels en cafeetjes. In de toeristische info vroegen we waar we ergens een café konden vinden met Wifi. We proberen nu om op deze manier te internetten omdat men in sommige bibliotheken 1 pond (1,2 euro) vraagt voor een kwartiertje, en soms is de verbinding dan nog heel traag, dat is dan veel geld om weinig terug te krijgen. In sommige bibs is het dan weer gratis, het hangt af van de plaatselijke regels. Als we echter elk iets drinken in een café met Wifi, dan kunnen we gratis internetten en hebben we tenminste waar voor ons geld gekregen. Vanuit Ullapool reden we via Ledmore naar Lairg, waarbij het verkeer schaarser werd. Soms reden we tientallen kilometer zonder een auto tegen te komen, wel af en toe een camion met een houttransport. We vonden een plaats ergens tussen Lairg en Altnaharra, zoeken naar een staanplaats hoef je hier niet te doen. De ruimte die hier is, is moeilijk te bevatten,bergen met enorme bossen ,doorsneden door riviertjes, want water is er overal in Schotland.
Deze weg vanaf Ledmore via Lairg is één van de enige verbindingen met het noorden en dan hebben we het dus over een éénvaksweg  met regelmatig uitwijkplaatsen, de zogenaamde “passing places”. Eén van beide voertuigen moet dus langs de kant om het andere te laten passeren. Auto’s maken echter spontaan plaats voor onsJ, wij op onze beurt maken dan echter spontaan plaats voor de houttransporten, dan zijn wij de kleintjes…JJ. Aan iedere passing place staat een bord met daarop “passing place” (hoe komen ze erop?..) en hier en daar zie je dat er een grapjas de a van” passing”  heeft veranderd in een i, een Schots sloebertje dus... Maar waarschijnlijk is dit zowat het enige tijdverdrijf van een plaatselijke tiener, er is hier verder gewoon niks.

Zo, volgende keer het hoge noorden (van Schotland althans…J)

Stein...

Enkele vergezichten vanaf Cuith-Raing...






9 mei 2012

Schotland 1

Op 18 april namen we de ferry van Belfast naar Cairnryan in Schotland waar we rond 14u aankwamen. Er was geen douanecontrole en we konden direct de weg naar het noorden op. De weg kronkelde langsheen de westkust en loonde al van in het begin de moeite. We reden tot in Kirkmichael en vonden een plaats langs een binnenweg. De Schotse wegen zijn in goede staat, een hele opluchting na een maand Ierse. Het Schotse weer bleek nog vlugger om te slaan dan in Ierland, op zo’n 10 minuten ging het van zon over regen naar hagel en sneeuw en opnieuw naar zon. De volgende dag namen we wat grote wegen om voorbij Glasgow te geraken. Eens je daar voorbij bent begint het echt mooie landschap met meren en bergen. We kwamen voorbij Loch Lomond, een bekend meer, maar heel toeristisch, veel hotels,B&B’s, en toen we een parking wilden oprijden, niet in een stad, maar gewoon langs het meer, zagen we dat we dienden te betalen. Daar doen we dus niet aan mee, dat was dus minder dat meer…Maar niet getreurd, meren genoeg in Schotland, we reden verder naar de schiereilanden aan de westkant in county Argyll. Langsheen Loch Fyne was het al beter wat betreft “uitbuiten” van toeristen en toen we voorbij Lochgilphead een binnenweg namen, reden we langs wat kleinere meren, waar geen kat meer was.
Loch Fyne
Het was een zeer smal weggetje en na een tiental kilometer was de weg versperd door een poort. Nu is het zo dat je in het UK en Ierland dikwijls over “cattle grids” , een soort grove roosters, rijdt, waar jij wel over kan, maar het vee niet over durft stappen. Hier was er dus geen cattle grid, maar een poort die dicht was, maar aangezien onze GPS deze weg aangaf als openbare weg, deden we de poort open en reden verder (na ze terug dicht gedaan te hebben natuurlijk). Die cattle grids en poorten zijn eigenlijk goed nieuws voor ons, want dit betekent dat er niks meer omheind is, het vee loopt gewoon over de weg, en wij kunnen ons ijzerke plaatsen waar we willen, we kunnen gewoon het land oprijden…Een kilometer verder kwamen we een jonge boer tegen met de tractor aan wie we vroegen of hij er niks op tegen had indien we daar ergens een plek zochten. Hij was bijzonder geïnteresseerd in de camion en zei dat er ongeveer een kilometer verder een vlakke plaats was bij een verlaten caravan en dat we daar mochten staan zolang we wilden. En inderdaad, we konden ons placeren bij een oude caravan waar nog van alles instond, alsof de bewoner elk moment kon thuiskomen. Later op de avond kwam de boer nog langs samen met een vriend van hem om de camion wat nader te bekijken. Boer Duncan bleek een heel geestige kerel te zijn, met wie het aangenaam praten was. We vroegen hem naar “the story of the caravan”. Hij zei dat er een oude man had ingewoond met de bedoeling er te blijven, een beetje “into the wild” toestanden, zeg maar.
Onze " Into the wild " gebuur
Jammer genoeg voor hem was zijn eerste winter in de caravan de hardste die ze in dertig jaar hadden gehad, en zodoende hield de oude kluizenaar het na deze winter voor bekeken. Nu woont hij in een naburig dorp in een flatje… We moeten wel zeggen dat de Schotten, net zoals de Ieren trouwens, beter tegen de kou kunnen dan wij. Wanneer wij aan het rillen zijn met onze dikke trui aan, lopen zij gewoon in T-shirt. We hebben echter nog geen Schotten gezien met een kilt aan. Waarschijnlijk hebben ze toch nog te koud aan hun doedelzak…Te kil onder de kilt dus…Toen we deze winter in Portugal waren, was het net omgekeerd. Bij 18 graden zaten wij in T-shirt en de Portugezen hadden hun vest aan…
De volgende dag wandelden we zo’n 7 km langs rustige weggetjes langs een meer naar “een bolletje” op onze Gps, normaal gezien zijn dit dorpjes, maar hier bleek deze plaatsnaam gewoon een grote hoeve te zijn, dat was alles. We durfden niet te heel ver te gaan aangezien digitale borden langs de wegen de vorige dag “heavy rain” voorspelden voor de vrijdag, deze dag dus. We hebben echter veel zwarte wolken gezien in de verte, maar op ons is er geen druppel gevallen. Later op de dag zagen we Duncan terug en hij zei dat je niet echt staat kunt maken op de weervoorspellingen. Het weer is heel plaatselijk en als je geluk hebt, ontsnap je aan het ergste. Duncan was even verderop voorbij onze  staanplaats bezig met de bouw van een hok langs een bergriviertje waar hij een 15 Kw waterkrachtturbine wil plaatsen. Zonnepanelen hebben hier weinig zin, maar water hebben ze genoeg in Schotland…Net zoals bij ons in België worden er premies uitgedeeld voor alternatieve energie-installaties. Hij vertelde dat de Ieren enorme (Europese) premies hebben gekregen om de oude stenen cottages te “updaten”, maar dat ze ze eigenlijk met de grond hebben gelijkgemaakt en kasten van huizen hebben gebouwd in de plaats. Vandaar dat er nog maar weinig authentieke huisjes te vinden zijn, dit in tegenstelling met Schotland, waar de oude huisjes zijn blijven bestaan en dus normalere proporties hebben, sommige zijn echter “Schots” en scheef…Ja allo, weer goe bezig…
De volgende dag reden we met de fiets langs meren naar een stadje, zo’n 17 km verderop, Lochgilphead. We zochten de bib, maar deze was echter gesloten. Daarnaast was het community centre waar we vroegen waar we op internet konden. Ze lieten ons gewoon binnen en we mochten op hun computer, gratis en voor niks! Jammerlijk genoeg hadden ze geen “Word” op hun computer, waardoor we wel onze mails konden bekijken en beantwoorden, maar we konden geen nieuw verhaal op de blog plaatsen. Daarop deden we navraag in de toeristische dienst en de man zei dat er een paar km verderop in Ardrishaig een soort van cybercafé was. Wij daarheen dus en we zagen een gebouw met onderaan een café, en bovenaan een bar. Daar we geen zin hadden in koffie, gingen we de bar binnenJ. Dit was echter een gewone pub die niks met de café eronder van doen had, de Slainte Bar…De baas bleek echter een toffe pee te zijn en aangezien hij Wifi had, mochten we gewoon zijn laptop gebruikenJ.
The Slainte bar
Daar het er een gezellige bedoening was, de baas haalde zelfs zijn gitaar boven om een liedje te placeren, bleven we daar maar hangen en rond 16u zijn we daar buitengerold…We hadden zelfs nog niet gegeten voor middag…We gingen vlug iets eten en het enige  wat ons dan nog te doen stond, was een kleine 20 km met de fiets terugrijden. Aangezien we dan nog een hagelbui op onze nek kregen, waren we redelijk ontnuchterd toen we bij de camion terugkwamen, tijd om te aperitieven dus..! Of niet? Dak het nie meer weet…
De dag erna gingen we te voet naar het dorp Kilmartin verderop. Aja vaneigens verderop, anders konden we gewoon ter plekke blijven. Bij de terugkeer gingen we nog even naar een kasteel kijken in de buurt en toen kregen we een zak regen op onze nek zodat we terug aan de camion kwamen als…euh…iemand die een zak regen op zijn nek had gekregen. Zopenat dus. ’s Avonds kwam Duncan nog langs met zijn quad, en samen met hem dronk ik nog een pint. Aangezien we de volgende morgen zouden vertrekken, vroeg ik of we ’s anderendaags nog konden water tanken bij hem. Hij zou niet thuis zijn, zei hij, maar we mochten gewoon oprijden en water nemen aan de kraan achter zijn huis. Jammer dat je dergelijke geestige en vriendelijke mensen dan niet meer zult terugzien…
Toffe pee Duncan...
De volgende morgen, 23 maart, tankten we water bij Duncan en zetten verder koers naar het noorden. Het werd een zeer mooie rit en bij het passeren in Oban deden we nog inkopen in de Aldi. Dan reden we verder naar Glencoe, een stadje gelegen tussen een meer en de bergen. Dan begon een wondermooi stuk tussen deze bergen, die Bidean nam Bian heten (ja, ge moet zo raar niet kijken, ik heb die naam ook niet uitgevonden, wat is dat nu? Alsof het mijn schuld is!...) en toen we een klein weggetje zagen, sloegen we dit in. We reden door een vallei, Glen Etive, en vonden een plaats vlakbij een riviertje. Ja, zulke plaatsen, dat is gewoon niet te doen…’s Avonds kwam een kudde herten uit de bergen om te grazen in het dal op enkele tientallen meters van ons.
Staanplaats Glen Etive
De volgende dag vertrokken we vandaar en reden naar Fort William en namen dan de weg naar Malaig. Langs deze weg loopt een treinroute, waarop in het seizoen (vanaf 14 mei) een stoomtrein rijdt die je naar Malaig brengt en terug. Deze route heet “the Jacobite” en wordt omschreven als één van de mooiste treinroutes ter wereld. Als je de autoweg neemt, rij je echter door hetzelfde prachtige landschap van bergen en meren. Daarbij kwamen we in Glenfinnan, een dorp aan Loch Shiel, bekend om het monument voor de clans die vochten voor “the Jacobite cause”, wat dat dan ook moge betekenen…
Standbeeld, Loch Shiel, Glenfinnan...
Glenfinnan is echter ook bekend om de mooie viaduct, waar de stoomtrein over passeert. Deze viaduct is beroemd geworden door scènes uit de Harry Potter films. Geen idee, wij hebben nog nooit een Harry Potterfilm gezien want ’t schijnt dat deze films niet waar gebeurd zijn…Nu, dat is van horen zeggen. Nu ik er over denk, ik heb nog over geen enkele potter films gezien eigenlijk…
Viaduct van " Harry Potter"
In Malaig deden we nog wat inkopen, waarna we dezelfde weg terugnamen van waarom dat de weg stopt in Malaig en er maar één is. Niet dat het een opgave is, het is een bijzonder schone rit. Daarna vonden we een staanplaats tussen twee meren: Loch Arkaig en Loch Lochy, met zicht op Ben Nevis, de hoogste berg van Schotland. Het lijkt erop dat Schotland een gemakkelijk land zal zijn om een staanplaats te vinden. Er is ruimte bij overvloed en niet alles is omheind zoals in veel andere landen.
 Voilà, dat moet volstaan voor deze keer. Tottonnee!
Landschap in Zuid-Schotland

Ben Nevis in de mist

Enkele landschappen: 





Malaig

" The gate "

Zo heavy is die plant nu ook weer niet...