23 november 2011

Andalusië 1

Vanuit La Mancha zijn we op dinsdag 8/11 zuidelijker gereden, Andalusië binnen, onwaarschijnlijk veel olijfbomen gezien. Het is ons een raadsel hoe dit allemaal op dezelfde periode kan geoogst worden. Enkele km van Huelma zijn we een kleine weg tussen de olijfbomen ingeslagen en na enkele km hebben we een plaats gevonden om te staan. In de late namiddag passeerde telkens een jeep en naar goede gewoonte staken we ons hand op. De jeep-mens stak ook zijn hand op, en de volgende dag stopte hij om een praatje te slaan. Hij kon een stuk Frans en wij ook, en gelukkig was het toch wel hetzelfde stuk zekers, anders stonden we daar weer schoon… Hij vertelde dat hij in de olijfsector werkte en dat hij momenteel in een klein huisje woonde een stuk verder om aan de olijfoogst mee te werken, normaal woonde hij in Jaén.
Een olijfje iemand???

Gedurende deze dagen hebben we vele km’s gewandeld en prima weer gehad. We zijn een keer te voet naar Huelma geweest om wat inkopen te doen, in totaal hebben we toch zo’n 30km afgelegd die dag. Om stukken weg af te snijden gingen we dwars door de olijfboomgaarden, waar ze her en der bezig waren aan de voorbereidingen van de oogst. Niettegenstaande Huelma toch al een redelijk groot stadje is, valt er niet veel te beleven, er zit geen ziel in.
De derde avond dat we daar stonden, hadden we alles al afgesloten toen er rond 20u hard op onze deur werd gebonkt. We wipten allebei om het hoogst, want dit is wel het laatste wat je verwacht. Vlug even de zaklamp genomen en de deur geopend en wie stond daar : de jeep-mens. Hij vroeg hoe het ging en zei dat hij granada’s meehad voor ons. Hij gaf ons een plastiekzak met granaatappels. Toen we de zak openden bleken er al enkele granaten ontploft te zijn, we dachten eerst dat ze al eens eerder gegeten waren…
We bedankten hem en bij nader inzien was de schil van enkele appels opengebarsten, vandaar de verkeerde indruk, er was echter niks mis mee. We hadden beiden nog nooit granaatappels gegeten en we moeten zeggen dat dit wel heel lekker is. Ofwel zijn de mensen zo vriendelijk dat ze ons vanalles willen geven, ofwel zien wij er zo hulpbehoevend uit, want als we even terugkijken: eerst kregen we croissants, dan een konijn (dat we geweigerd hebben), dan een fles olijfolie, en nu granaatappels.., benieuwd naar de volgende keer.
 Evengoed waren we daar nog enkele dagen gebleven, maar het was een goeie twee weken geleden dat we nog water getankt hadden en we beslisten om verder te rijden en via een watertankplaats te rijden. Inmiddels zijn we zo ver gevorderd in het besparen van water dat we 3 weken zouden kunnen doorkomen met onze voorraad, alles inclusief, de was ook, maar dan is alles leeg. Zover laten we het niet komen natuurlijk, na zo’n twee weken kijken we waar we kunnen bijtanken.
We reden zuidelijker naar Gorafe en gelukkig zijn we beiden geschift genoeg om altijd de moeilijkste weg te nemen, de kleinste kronkelige wegen door de bergen. Nvdr(Lieve): Ja Erwin vindt dit de max al die kleine weggetjes,maar ik ben daar minder voor te vinden,gewoon al het idee dat er een tegenligger vanachter de bocht kan komen… zorgt voor een remspoor…
 Wat een schouwspel weeral! Rotspartijen en tafelbergen, ieder moment verwacht je Clint Eastwood op zijn paard te zien opduiken, maar hij had blijkbaar wel iets anders te doen die dag. Wanneer je een foto wil nemen, dan kan je gewoon midden de weg stoppen, je komt toch bijna niemand tegen. En als je iemand tegenkomt, dan is er maar plaats voor één, één van de twee moet achteruit en langs de kant. De mensen maken echter spontaan plaats, dat was met ons Peugeotje in België wel even andersJ.
Sierra Nevada
Volgens onze info konden we water tanken aan een restaurant in Gorafe. Daar aangekomen bleek het adres echter niet te kloppen, waarna we in het gemeentehuis gingen vragen of ze ons de weg wilden uitleggen. Dit wilden ze, en even later waren we ter bestemming. De uitbaatster bleek een jongere versie van Ma Flodder en zei dat ze geen vergunning had van de gemeente om een staanplaats voor campers en watertankplaats uit te baten. Toen we even rondkeken leek ons dat een wijze beslissing van de gemeenteraad…Eerlijkheidshalve moeten we zeggen dat de communicatie in het Spaans wel van langs om beter gaat, maar het is niet vanzelfsprekend, de fout ligt echter bij de Spanjaarden, als wij Spaans spreken tegen hen, dan verstaan ze er dikwijls de ballen van, ze kunnen het dus zelf niet…Dit echter geheel terzijde, we hadden dus geen water en we beslisten om er te gaan tanken in Cullar Baza. Daarvoor hebben we voor het eerst een stuk autosnelweg genomen om de heel eenvoudige reden dat er geen andere weg naartoe is vanuit de richting waar wij waren. Het tanken was echter geen probleem en zo zijn we zuidelijker (voor de verandering) gereden en zijn we gestopt in Olula del Rio toen we er een grote supermarkt opmerkten. Het was hoog tijd om onze voorraad aan te vullen en het klinkt wellicht raar, maar als we nu in een grote supermarkt rondlopen, dan zijn we als een stel kinderen die in een speelgoedwinkel terechtkomen. Als je in een of ander winkeltje binnengaat, dan kan je wel in gedachten hebben: we gaan dit kopen, of dat, maar eens binnen moet je het gewoon doen met wat voorradig is, end of story…
Nu hadden we alle keuze en hebben de diepvries en de frigo kunnen aanvullen. We hebben zelfs Ricard kunnen kopen, wat kan het leven toch mooi zijn…Na zo’n 25 km klimmen vanuit Olula Del Rio hebben we in een bergketen, de Sierra de los Filabres, een plaats gevonden met een ongelooflijk uitzicht over een reeks bergen, het leek wel een maanlandschap met helemaal in de verte de besneeuwde toppen van de Sierra Nevada, niet te doen. Je kan blijven kijken naar zoiets, het is alsof je in een poster zit. ’s Avonds kwam er dikwijls bewolking opzetten vanuit het noordoosten en het was het zien waard hoe de wolkenformaties gevormd werden boven de valleien om te blijven haperen aan de toppen van de Sierra Nevada. We weten dat het melig klinkt,maar dat was de bedoeling, woehaha, ge moet het maar weten, ge moet het maar nie lezen. Weeral hebben we stevige wandelingen…euh…gewandeld en kwamen in het dorpje Senés te weten dat er in deze landschappen en dorpjes al verscheidene films werden gedraaid o.a. door Jim Jarmush en Sergio Leone.
 Volgende keer deel twee van Andalusië, totton.
Cactussen

GR route...

Informatiebord in keramiektegeltjes.



14 november 2011

Castilië-La Mancha

Hier zijn we terug met nog wa zever. Er kan soms wel wat tijd tussen zitten omdat het heel moeilijk is om op internet te geraken. In de kleine dorpjes valt er niks te internetten en in de stadjes is er soms Wifi, maar als er al enen is, dan is hij nog beveiligd. Zelden is er zelfs een toeristische informatiedienst te vinden, maar we moen ’t maar weten zekers?

Vanuit Albarracin in Aragon zijn we richting Castilië-La Mancha vertrokken om diene voetballer te zoeken : Don qui sjotte. Amai, deze mop heeft nog nen langeren baard dan Don Quichot zelf! Goe bezig!

We zijn via de kleine baantjes  richting Cuenca gereden en we vallen waarschijnlijk in herhaling, maar, wat een land! Weer door de bergen op prima wegen waar geen kat te bespeuren is. Iedereen kent de Gorges du Tarn en consoorten, maar hier heb je d’er voortdurend en ze hebben waarschijnlijk zelfs geen naam.


Cuenca is een grote stad en daar zijn we doorgereden om een kleine baan te nemen richting Valeria. Aan de rand van de stad zagen we plots onzen eersten Aldi in Spanje en daar hebben we natuurlijk onze provisie aangevuld. Dichtbij Valeria zijn we een aardeweg ingeslagen en hebben ons geplaceerd tussen de bergen. Daar stonden espen (esp= asp in het Engels) in de herfstkleuren en meteen was het duidelijk hoe de verfkleur van de camion (aspen gold) aan zijn naam kwam. Prachtige locatie, en we hadden nog de tijd om diezelfde dag de rotsen te beklimmen en de Romeinse ruines te gaan bekijken. Romeinse ruines, ze kunnen zeggen wat ze willen, nen hoop oude stenen, ja. En waarom moeten ze da altijd zo hoog ontdekken?
Romeinse ruïnes

De espen...

 In de buurt waren tal van wandelpaden en we waren eigenlijk van plan om daar verschillende nachten te blijven, maar het heeft s’avonds en de hele nacht geregend. Als je voornaamste bezigheid bestaat uit wandelen en fietsen, dan heeft het geen zin om te zitten wachten en hopen op beter weer, je moet daar weg.

De volgende morgen zijn we in de regen vertrokken en gereden tot in de buurt van Campo de Criptana. Onderweg zijn we nog gestopt om het kasteel van Belmonte te gaan bekijken. In dit kasteel zijn verschillende films opgenomen o.a. Flesh en Blood met Rutger Hauer. In Belmonte hebben we zowaar een grote beenhouwerij gevonden met toch meer keuze dan de beenhouwerijtjes die we tot dan gevonden hadden. Normaal gezien hebben ze gedroogde worst en ham,  gedroogde worst en ham en en oja, gedroogde ham en worst. Dingen die bewaren dus. Nu hebben we voortreffelijk biefstuk gekocht aan 9 euro per kilo!
Kasteel van Belmonte bij stralende zon :)

In de buurt van Campo de Criptana zijn we weer op een stuk land gaan staan en het valt op dat we ons van langs om verder riskeren en een beroep doen op de 4x4 capaciteiten van de camion.  De camion heeft naast de gewone vitessen zoals een andere camion ook nog 5 veldvitessen zoals een tractor. In de laagste veldvitesse kruipt hij zelfs op ralenti  overal op. Dit was nu ook wel nodig door de regen die er al gevallen was, met zijn 10 ton trok hij deftige sporen in de aardewegen.

In Campo de Criptana hebben we de beroemde windmolens bezocht waar Don Quichot tegen vocht. Op de terugweg naar de camion kregen we weer een lading regen op onze nek. Tegen de avond kwamen we nog een paar gasten tegen die ons een konijn wilden geven die ze uit een val gehaald hadden. Het ding was echter stokstijf, we dachten eerst dat het een opgezet was. Geen idee hoe ge zo’n beest zijne frak moet afdoen, ge kon er iemand de kop mee inslaan. We hebben beleefd geweigerd, we hebben gezegd: ge kunt uw konijnos stekos waar de zon nooit schijntos. Den enen antwoordde:  zekers familios van Jommekos of Filiberkos? Hij had ons alijk verstaan...

Na de tweede nacht dat het weer ferm geregend had, zijn we s’morgens vertrokken. Deze keer hebben we voor het eerst vlakke baan gehad, zo’n 80 km, ’t was weer eens wat anders.We dachten vroeger altijd dat La Mancha uitsluitend uit vlaktes bestond, maar dat is niet zo; je hebt bergachtige, heuvelachtige en vlakke gedeeltes. Nu was het vlakke tweevaksbaan , maar de buitenkanten waren behoorlijk in putten. Gelukkig zat er zogoed als geen verkeer op en we konden gewoon midden de baan rijden en voor nen keer buzze geven (in ons geval is dat 80 à 90 per uur J). Ons doel was Villanueva de los Infantes, een stuk zuidelijker gelegen. Daar aangekomen, zagen we een pijl staan met het teken van “toeristische informatie” erop. Daar we wel op internet wilden, parkeerden we de camion en gingen het centrum binnen. Er was inderdaad een info, maar niettegenstaande het volgens de openingsuren open had moeten zijn, was het dicht. Die Spanjaarden toch, de kapoenen.

Vervolgens liepen we wat rond en plots zag Lieve een bord van een bar/restaurant “El Jaraiz”met daarop : English spoken. Daar we beiden niet bang zijn van spoken, en al helemaal niet van Engelse, gingen we daar binnen. Het bleek een tof cafeetje te zijn en we bestelden beiden een koffie. Lieve vroeg de baas (die het evenbeeld was van Matt Dillon, echt waar, ‘twas hem…euh…gescheten) waar we eventueel op internet konden en na even nadenken zei hij dat hij Wifi had en als we onze laptop meehadden, hij ons zijn beveiligingssleutel zou geven. We hadden hem mee en zo konden we dan toch op het net. We bestelden wat tapas en dan denk je dat dat het enige is wat je zal eten, maar zij komen dan nog af met een aantal bijkomende tapas (zonder extra te rekenen) en heb je toch je buik meer dan vol. Alzo geschiedde en kon Lieve de blog aanvullen. Want ter info, ikkezelf kan wel een hoop zever intikken op een computer, maar dat is het dan ook. Zonder Lieve zou er geen sprake zijn van een blog, ik ken daar geen fluit van. Na enige tijd kwam de baas zijn vader wat praten en die leek wel sprekend op de vader van Matt Dillon zekers. Nu, het was een brave man en hij was zeer trots om ons allerlei info mede te delen en ons zijn “zaakje” te tonen. Allee, zijn restaurantje natuurlijk…

We werden daar goed gesoigneerd en zeiden dat we ’s anderendaags (de zondag) ’s middags zouden terugkomen indien we niet te ver van het stadje een geschikte plaats vonden om te kamperen.

Zo’n 5km buiten de stad zijn we een aardeweg opgereden en hebben we ons op een heuvel geplaatst. Nu bleek dat de grote wielen en dikke banden die we hebben geen overbodige luxe zijn, met de originele wielen en banden zouden we dik in de prijzen gevallen zijn. De roodbruine aarde hier is geen enkel probleem als ze droog is, maar nat plakt ze gelijk mortel en zak je er ferm in, de oude gebouwen zijn er trouwens mee gemetseld.

De zondagmorgen zijn we bij prima weer te voet naar het stadje gegaan via aardewegen waarbij we van langs om hoger liepen door de aarde die aan onze voeten kleefde. Na wat rondgelopen te hebben in het stadje (om die aarde kwijt te raken) zijn we gaan eten in “El Jaraiz”. We zeiden de baas dat hij mocht kiezen wat we zouden eten,dat we de gerechten toch niet kennen. En of het gesmaakt heeft! Toen we wilden weggaan, moest de dienster ons terugroepen omdat de (oude) baas ons een cadeautje wilde geven. We kregen een fles olijfolie, typisch van de streek, cadeau. Wat een brave mensen!

Na nog 2 nachten op dezelfde plaats zijn we verder zuidwaarts gereden, want alhoewel we al redelijk diep in Spanje zitten, heb je nog altijd te maken met een landklimaat : in La Mancha kan het ’s zomers 40 graden zijn, maar ’s winters kan het bitter koud zijn. Zo is het nu zeer wisselvallig weer met koude nachten en regelmatig regen... Volgende keer : Andalusië.
Windmolens van Don Quichot

Villanueva de Los Infantes

Staanplaats





5 november 2011

Aragon

Op maandag 24 oktober zijn we verder zuidwaarts gereden vanuit Catalonië, het zuiden van Aragon binnen. Opnieuw valt het aantal leegstaande gebouwen op én het aantal volle varkensstallen. Er zijn waarschijnlijk meer varkens in Spanje dan Spanjaarden (waaronder ook nog een keer een aantal zwijns).  In de namiddag zochten we weer een plaats dichtbij het stadje Gandesa. Toen we op een stuk land geparkeerd hadden, zijn we het stadje ingetrokken, maar opnieuw stonden veel gebouwen leeg en op de koop toe was het beginnen regenen. Dit alles gaf een zodanige troosteloze indruk dat we den diesel weer doen draaien hebben en een stuk verder zijn gereden. Even voor de stad Alcañiz zijn we een binnenweg ingeslagen en dan  een stuk ongebruikt land midden de olijfbomen en de amandelbomen opgereden. Wederom leve de 4x4, want anders kon je daar weeral niet gestaan hebben zie.  Daar zijn we 3 nachten blijven staan en regelmatig passeerde er een boer met een tractor met een kleine remorque vol amandelnoten en telkens zwaaide hij en wij dus ook. Eén van de volgende dagen zagen we dat ze de noten aan het trekken waren en we vonden dat eigenlijk heel speciaal want wie van ons kan zoals die boer zeggen dat er 5 man nodig waren om zijn amandelen te trekken..??

We zijn ook eens tevoet naar  de stad Alcañiz gegaan : dit is een redelijk grote stad, maar buiten een mooie kerk en een burcht valt daar weinig te beleven. Deze oude gebouwen zijn verbonden door onderaardse gangen en deze hebben we ook bezocht. Daar heb ik driemaal mijn vleesklakke gestoten aan de rotsen, ze kunnen de pot op met hun onderaardse gangen!

Even iets over het kamperen in Spanje : strikt genomen is vrij kamperen toegestaan mits toestemming van de landeigenaar of de gemeente of de politie. Maar dat is theorie, meestal is er mijlenver niemand te bekennen en rijd je gewoon een stuk land op. Natuurlijk ga je niet gaan rondcrossen tussen een boer zijn gewassen, je zoekt een onbewerkt stuk. En totnogtoe  laat iedereen ons met rust en zwaait eens. Zo ook op deze plaats : op een keer passeerde de Guardia Civil en ze staken gewoon hun hand op. Waar we ons vanzelfsprekend ook aan hebben moeten aanpassen zijn de Spaanse openingsuren en hun eetgewoonten. De winkels zijn open vanaf 9.30 of 10u tot 14u en dan wordt er pas gegeten en is er siësta en zijn de winkels terug open vanaf16.30 of 17u tot 21u. Je doet dus best je inkopen in de voormiddag want om 19u à 19.30u is het donker. Wij eten nu dikwijls ook pas na 14u.

De rest van deze dagen hebben we gevuld met wandelen en fietsen, onze conditie verbetert er noodgedwongen op. Maar al bij al is het toch een indrukwekkend land, van al de kilometers in Spanje hebben we waarschijnlijk nog geen 100m vlakke baan aan één stuk gehad. Constant is het op en neer, draaien en keren, links,rechts, averechts…….aaaarghh!...... Vlug een pilletje onder de tong……. Zo da’s al beter.

Wat we ook in de gaten houden zijn de plaatsen waar gratis drinkbaar water kan getankt worden. Daar we van plan waren om verder het binnenland in te trekken, hebben we eerst gekeken welke plaatsen zich op onze weg zouden bevinden. Dat was echter gene vetten, aan de kust zijn er veel, maar in het binnenland niet. Daar onze tanks voor de helft leeg waren, zijn we eerst een 50-tal km’s zuidwaarts gereden naar een voormalige Moorse vestiging, een mooie ommuurde stad: Morella. Daar is een staanplaats voor campers, en daar hebben we onze watertanks gevuld en meteen ook maar wat inkopen gedaan in de stad, én postkaarten gekocht. We waren al een week op zoek naar postkaarten, maar in de meeste dorpen en stadjes zijn er geen te koop, enkel in een toeristisch stadje zoals Morella. Vanuit Morella zijn we via de kleine wegen landinwaarts gereden weeral bergop, bergaf, voortdurend schommelend tussen 1000 en 1700m. Er zijn geen tunnels en bruggen die de hellingen afvlakken, dit zijn de secundaire wegen en als je een berg bent opgereden, moet je weer naar beneden om aan de volgende te beginnen. Je gemiddelde snelheid daalt spectaculair en je brandstof verbruik stijgt uiteraard, maar iedere km is de moeite. Deze streek wordt El Maestrazgo genoemd en dit is waarschijnlijk de meest ruige, woeste en desolate streek die we ooit gezien hebben, we zijn beiden enorm onder de indruk. Bovenop zo’n berg ligt af en toe een stadje zoals bijvoorbeeld Cantavieja en daar moet je dan doorpasseren, net zoals er in de Middeleeuwen maar 1 weg was, is dit nu ook nog zo, er zijn geen zijwegen. Soms konden we maar net met onze spiegels tussen de huizen passeren, de camions waren in de Middeleeuwen duidelijk smaller. Toen we Cantavieja een tiental km gepasseerd waren, zagen we een koppel fietsers met pak en zak zigzag over de weg naar boven zwoegen, ze hadden het duidelijk moeilijk. We wisten al meteen dat het buitenlanders gingen zijn, want afgezien van een enkele fiets in een dorp of stad zie je er geen enkele, de Spanjaarden zijn nog zo zot niet als ze eruitzien. We reden langszij de fietsers en Lieve vroeg hen in het Engels of ze ok waren en of ze iets te drinken nodig hadden, we waren echt bezorgd, het begon trouwens ook al laat te worden. De vrouw antwoordde in het Engels dat we bedankt waren en dat ze niks nodig hadden. Enkele km verder, op een hoogte van ongeveer 1600m zijn wij van de weg afgereden om te overnachten. Na zowat een half uur kwamen de fietsers eraan en de vrouw riep : Nou, aangezien jullie Belgen zijn, kunnen we misschien Nederlands praten!

Het waren wel Hollanders zeker, toen we hen voorbij waren gereden, hadden ze gezien dat we Belgen waren. Ze waren zeer geïnteresseerd in de camion en wilden die wel eens nader bekijken.

Zijzelf hadden ook geen kinderen en gingen zeer regelmatig op reis. Even later gingen ze er weer vandoor, ze hadden nog de afdaling te doen en dan hadden ze in een hotelletje in een stadje een onderkomen. ’s Avonds werd het behoorlijk koud op die hoogte en de volgende morgen zaten we in de mist. Toen hebben we maar onze biezen gepakt en zijn verder door El Maestrazgo getrokken tot we een vijftal km voor Albarracin een kiezelbaan omhoog zijn gereden en daarna nog een stenenpiste om bovenop een heuvel te kamperen. Toen we er uitstapten, wisten we eerst niet wat we roken. Ik dacht eerst aan een of andere dennegeur, maar Lieve zei plots: Maar dat is tijm!  Bleek dat  tijm hier massaal in het wild groeit, we waren er gewoon over gereden en we moesten er telkens weer doorlopen op weg naar een pad.

 Naar verluidt is Albarracin een van de mooiste stadjes van Spanje, weeral een voormalige Moorse vestiging. Wat we onderweg ook al een paar keer gezien hebben, zijn kuddes pikzwarte geiten, zou dit ook een overblijfsel zijn van de Moorse overheersing? Trouwens, misschien is het woord pik-zwart ook wel daarvan afkomstig..?




Wat we ook al een aantal keren hebben gezien is het duidelijke bewijs dat Europa één is : de Spaanse recyclageparken, enkel de weegbrug en de betaalautomaat moeten nog geïnstalleerd worden…



 Als je er even over nadenkt is dit eigenlijk de beste oplossing : je vult gewoon de putten en dalen op. Je afval is verdwenen en de heuvels ook, dus het land wordt vlakker, dus alle voertuigen verbruiken minder brandstof, dus is het goed voor het milieu… Niet te schatten…

Toen we zo’n 20 jaar geleden voor het eerst in het binnenland van Noord-Spanje rondreden, waren we toen al verbaasd dat zij hun afval gewoon dumpten langs de kant van de weg, en nu 20 jaar later én 20 jaar langer deel uitmakend van Europa is het nog net hetzelfde.

Maar we wijken af. Albarracin dus. Dit is inderdaad een heel mooi stadje met huizen in terracotta kleuren en veel authentiek smeedwerk, veel Moorse invloeden. Vanaf onze staanplaats was het 500m stappen en dan konden we via de GR10 wandelroute door de heuvels naar Albarracin. Dit hebben we 2-maal gedaan, en we deden dan meteen onze inkopen. Daar we beiden heel graag kaas eten, zijn we in Spanje aan het juiste adres. Maar we hebben ons toch enigszins moeten aanpassen, hier is kaas van koemelk eerder uitzonderlijk te vinden, en dan is het nog Hollandse! Maar voortreffelijke schapen- en geitenkaas is er hier in overvloed. Het is even aanpassen, maar je ondervindt er geen nadelen van, je mèèèèèèrkt het niet eens.

Eén van onze wandeltochten voerde ons ook via deze GR-route naar een dorpje waar volgens de informatie van de toeristische dienst van Albarracin een winkel en een bar was .Na een lastige tocht door de heuvels met een pad dat er, zoals ons moeder zou zeggen, zéér onpetsjuistig bijlag (voor de niet-westvlamingen onder ons : zéér oneffen), kwamen we in het dorpje aan, en na enig zoekwerk ondervonden we dat de bar én de winkel én het gemeentehuis één en dezelfde plaats waren. Dat is wel zo gemakkelijk.

Na vijf nachten op onze staanplaats te hebben…euh… gestaan, zijn we verder gereden. Gedurende deze tijd hebben we welgeteld tweemaal een jeep weten passeren. Het is altijd stressen, al dat verkeer…
Staanplaats bij Alcañiz

Op weg naar Monterde

Albarracin


Morella

Stad Alcañiz

Ondergrondse bewegingen