Op 25 april gingen we op weg naar the Isle of Skye, één van
de Hebriden. De Hebriden zijn een verzameling eilanden voor de westkust die dan nog onderverdeeld zijn in the outer
Hebrides en, je raadt het nooit, the inner Hebrides. The Isle of Skye is één
van the inner Hebrides en daar kan je naartoe over een brug, voor al de rest is
een ferry nodig. Op Skye vonden we een zeer mooie staanplaats aan een inham waar even verderop
een zalmkwekerij was.
Zalmkwekerij
Vis is hier in Schotland betaalbaar, goedkoper dan in
België, maar vlees is duurder. Voor steaks betaal je bij de beenhouwer algauw 24
pond per kilo, dat is bijna 29 euro! Ook op restaurant ben je goedkoper af met
vis dan met steak. Al bij al moet je geluk hebben om een beenhouwer of bakker
te vinden. In de meeste dorpjes en kleine stadjes vind je enkel een
supermarktje, met voorverpakt vlees en brood. Het voorverpakte (gesneden) brood
is echt niet te vreten, en zou eigenlijk beter als isolatieschuim dienen, het
bederft toch niet met al die bewaarmiddelen erin…Dus, telkens we een beenhouwer
of bakker vinden is ons broodje gebakken, dan slaan we voorraad in.
De volgende dag reden we verder en echt, van al de landen
waar we al geweest zijn, spant Schotland de kroon qua natuurschoon en vrije
ruimte, Schotland is buiten categorie eigenlijk. Ook om een staanplaats te
vinden is het een fluitje van een cent, een pipe of a penny feitelijk dus…Het
eiland Skye op zich, is qua natuurschoon al ongeëvenaard: er zijn besneeuwde
bergen, kliffen, glens, watervallen, noem maar op. We reden naar Portree, een
vissersstadje, wat als de hoofdstad van Skye beschouwd wordt, daar is trouwens
de enige secundaire school van het eiland. Maar daar moet je je niet teveel van
voorstellen, zo groot is dat nu ook weer niet. Er zijn twee kerkjes, en één
ervan stond op dat moment te koop J.
Portree
Vanuit Portree reden
we langs de kust noordwaarts op het schiereiland Trotternish en kwamen voorbij
een aantal natuurfenomenen die elk hun naam hebben. Een speciaalgevormde rots
die the Storr heet, the Lealt watervallen en op een bepaald moment stopten we
ook bij Kiltrock. Kiltrock is een klif met watervallen waar het water zich met
veel geweld in een kloof in zee stort. Er stond een zeer hevige wind en het
rondvliegende water werd door de kloof omhoog geblazen waarbij je op stevige
douches getrakteerd werd. Er waren nog twee andere bezoekers, een jongeman en
een oud vrouwtje. Op een bepaald moment werd het vrouwtje, het woog
waarschijnlijk maar 40 kilo, gewoon omver geblazen en viel op haar doos in een
grote plas. Lachen!! Zo zie je maar dat te mager zijn niet gezond is.
Toen we
verder reden kwamen we in het dorp Staffin, waar we een smalle baan
landinwaarts namen richting Uig. Via een heel steile klim en korte bochten, een
van die spaargeldbochten moesten we in twee keer nemen, kwamen we in
Cuith-Raing, een plaats waar je ongelooflijke vergezichten hebt over bergen,
meren en de oceaan. Te voet kan je er nog een stukje hoger klimmen en dan heb
je ongelooflijke vergezichten over bergen, meren en de oceaan. Ongeveer
hetzelfde dus feitelijk…
Cuith-Raing
Zo’n halve kilometer daar vandaan vonden we een mooie
plaats in de glens om de nacht door te brengen. De volgende morgen lag er een
dunne laag sneeuw die echter smolt zodra de zon er was. In Uig, nog een
vissersdorpje, reden we weer zuidwaarts naar een ander schiereiland van Skye :
Waternish. Daar reden we naar het dorpje Stein. Het zeer mooie, aan het water
gelegen dorpje telt eigenlijk maar een tiental huisjes, maar één ervan is een
stuk groter en is de oudste pub van Skye. Daar gingen we iets drinken
natuurlijk, maar aangezien het zo’n vijf minuten voor elf uur was, kregen we
geen alcoholische dranken. Ze hebben maar een vergunning voor alcoholische
dranken vanaf elf uur…zucht…In Stein staat ook een huis waar de zinger Donovan
nog gewoond heeft. Als hij nog leeft, moet hij al een oude kraker zijn, in
ieder geval zijn we blij dat hij de camion niet gezien heeft, of hij begon weer
zijn liedje “Mellow Yellow” te kwelen…
Terug zuidwaarts rijdende werden we nog
getrakteerd op prachtige landschappen en ook een plotse sneeuwbui. Het weer is
hier echter zeer plaatselijk, zodanig dat we een aantal kilometer verder alweer
onder een stralende zon reden. Het eiland Skye verlieten we weer langs dezelfde
brug als we gekomen waren, veel keuze heb je trouwens niet. Terug op het
vasteland reden we noordwaarts door Glen Carron . Tussen haakjes voor diegenen
die de vorige keren niet goed opgelet hebben : een glen is een vallei… Dat het
niet meer gebeurt zulle!.. Ergens tussen Beinn Dearg en Ben Wyvis (twee bergen)
reden we een binnenweg op en vonden een fantastische plek in weer een ander
glen. We hadden rondom zicht op de berghellingen en ’s avonds zagen we weer een
kudde van zo’n twaalftal herten uit de bergen komen om te grazen in het dal. Ondertussen
hebben we al door dat herten meebewegen met de zon, je kan ze zien grazen op de
bergflanken waar de zon op schijnt. De volgende morgen zagen we op een
tegenoverliggende bergflank een kudde van zo’n 35 dieren, ongelooflijk wat hier
rondloopt. Maar natuurlijk is het zo dat hier heel weinig wegen zijn, deze
dieren beschikken dus over enorme oppervlaktes met bergen en dalen die niet
doorkruist worden door wegen, ietsje anders dan in België dus. In de voormiddag
deden we nog wat onderhoud, er moet al eens iets gekuist en gesmeerd worden. We
hebben het hier wel degelijk over de camion, hé…In de namiddag maakten we nog
een wandeling naar een meer iets verder en dat bleek een stuwmeer te zijn.
Stuwmeer
Niettegenstaande dat het weekend was en heel mooi weer, was daar opnieuw
niemand te zien, ook ietsje anders dan in België dus. De maandag, 30 april, zijn
we daar vertrokken en stopten in Ullapool om wat inkopen te doen. Ullapool is
een mooi gelegen vissersstadje met wat winkels, een supermarkt , hotels en
cafeetjes. In de toeristische info vroegen we waar we ergens een café konden
vinden met Wifi. We proberen nu om op deze manier te internetten omdat men in
sommige bibliotheken 1 pond (1,2 euro) vraagt voor een kwartiertje, en soms is
de verbinding dan nog heel traag, dat is dan veel geld om weinig terug te
krijgen. In sommige bibs is het dan weer gratis, het hangt af van de
plaatselijke regels. Als we echter elk iets drinken in een café met Wifi, dan
kunnen we gratis internetten en hebben we tenminste waar voor ons geld gekregen.
Vanuit Ullapool reden we via Ledmore naar Lairg, waarbij het verkeer schaarser
werd. Soms reden we tientallen kilometer zonder een auto tegen te komen, wel af
en toe een camion met een houttransport. We vonden een plaats ergens tussen
Lairg en Altnaharra, zoeken naar een staanplaats hoef je hier niet te doen. De
ruimte die hier is, is moeilijk te bevatten,bergen met enorme bossen
,doorsneden door riviertjes, want water is er overal in Schotland.
Deze weg
vanaf Ledmore via Lairg is één van de enige verbindingen met het noorden en dan
hebben we het dus over een éénvaksweg
met regelmatig uitwijkplaatsen, de zogenaamde “passing places”. Eén van
beide voertuigen moet dus langs de kant om het andere te laten passeren. Auto’s
maken echter spontaan plaats voor onsJ,
wij op onze beurt maken dan echter spontaan plaats voor de houttransporten, dan
zijn wij de kleintjes…JJ.
Aan iedere passing place staat een bord met daarop “passing place” (hoe komen
ze erop?..) en hier en daar zie je dat er een grapjas de a van” passing” heeft veranderd in een i, een Schots
sloebertje dus... Maar waarschijnlijk is dit zowat het enige tijdverdrijf van
een plaatselijke tiener, er is hier verder gewoon niks.
Zo, volgende keer het hoge noorden (van Schotland althans…J)
Stein...
Enkele vergezichten vanaf Cuith-Raing...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten